Leer Duitse woordenschat en zinnen voor het boodschappen doen, met focus op stamveranderende werkwoorden zoals fahren, essen en helfen. Ontdek belangrijke boodschappenwoorden, locaties in de supermarkt, praktische dialogen en oefeningen om je taalvaardigheid te verbeteren.
Woordenschat (19) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 2: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 3: Clusteren van woorden
Instructie: Orden de woorden in twee categorieën: voedingsmiddelen en plaatsen in de supermarkt.
Lebensmittel
Orte im Supermarkt
Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
Frisch
Vers
2
Der Käse
De kaas
3
Der Saft
Het sap
4
Der Supermarkt
De supermarkt
5
Einkaufen
Winkelen
Übung 5: Gespreksoefening
Anleitung:
- Beschrijf de items op de boodschappenlijst. (Beschrijf de items op het boodschappenlijstje.)
- Vraag de winkelmedewerker naar de locatie van de producten. (Vraag de winkelmedewerker naar de locatie van de producten.)
- Betaal voor uw producten bij de kassa. (Betaal voor uw producten bij de kassa.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
Wo ist / sind ...? Waar is / zijn ...? |
Könnten Sie mir bitte einen Moment helfen? Kunt u mij even helpen, alstublieft? |
Könnte ich eine Quittung bekommen? Mag ik een bonnetje? |
Ist dieses Produkt im Angebot? Is dit product in de aanbieding? |
Kann ich bar / mit Karte bezahlen? Kan ik contant betalen / met pinpas? |
Haben Sie eine Tasche? Heb je een tas? |
Ist dieser Preis korrekt? Is deze prijs correct? |
Kann ich Ihnen helfen? Kan ik u helpen? |
... |
Oefening 6: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 7: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Du _____ heute zum Supermarkt, oder?
(Je _____ vandaag naar de supermarkt, toch?)2. Er _____ der Kassiererin mit dem Einkaufswagen.
(Hij _____ de kassière met de boodschappenwagen.)3. Du _____ gern frische Äpfel und Bananen.
(Je _____ graag verse appels en bananen.)4. Sie _____ schnell zur Kasse, weil die Schlange lang ist.
(Ze _____ snel naar de kassa, omdat de rij lang is.)Oefening 8: Boodschappen doen in de supermarkt
Instructie:
Werkwoordschema's
Fahren - Fahren
Präsens
- Ich fahre
- Du fährst
- Er/Sie/Es fährt
- Wir fahren
- Ihr fahrt
- Sie fahren
Laufen - Laufen
Präsens
- Ich laufe
- Du läufst
- Er/Sie/Es läuft
- Wir laufen
- Ihr lauft
- Sie laufen
Helfen - Helfen
Präsens
- Ich helfe
- Du hilfst
- Er/Sie/Es hilft
- Wir helfen
- Ihr helft
- Sie helfen
Fragen - Fragen
Präsens
- Ich frage
- Du fragst
- Er/Sie/Es fragt
- Wir fragen
- Ihr fragt
- Sie fragen
Antworten - Antworten
Präsens
- Ich antworte
- Du antwortest
- Er/Sie/Es antwortet
- Wir antworten
- Ihr antwortet
- Sie antworten
Oefening 9: Verben mit Stammveränderung
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: Werkwoorden met stamverandering
Toon vertaling Toon antwoordentrinkst, läuft, stößt, fahrt, esst, helfen, hilft, fährst
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Einkaufen winkelen Delen Gekopieerd!
prasens
Duits | Nederlands |
---|---|
(ich) kaufe ein | ik winkel |
(du) kaufst ein | jij winkelt |
(er/sie/es) kauft ein | hij/zij/het winkelt |
(wir) kaufen ein | wij winkelen |
(ihr) kauft ein | jullie winkelen |
(sie) kaufen ein | zij winkelen |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Duits oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.
Boodschappen doen in het Duits: Verben mit Stammveränderung
In deze les leer je belangrijke Duitse woorden en zinnen die je kunt gebruiken wanneer je boodschappen doet. Het thema is 'Grocery shopping' en je oefent met werkwoorden die stamverandering ondergaan, zoals fahren (rijden/gaan), essen (eten), helfen (helpen) en laufen (lopen). Deze werkwoorden veranderen van klank in de tweede en derde persoon enkelvoud, wat typisch is voor sterke werkwoorden in het Duits.
Wat komt er aan bod?
- Typische boodschappenwoorden zoals der Apfel (de appel), der Käse (de kaas), der Saft (het sap) en der Joghurt.
- Woorden voor plaatsen in de supermarkt, zoals der Einkaufswagen (het winkelwagentje) en die Kasse (de kassa).
- Zinnen om boodschappen te vragen of te beschrijven, bijvoorbeeld: Können Sie mir bitte helfen? (Kunt u mij alstublieft helpen?) en Ich suche frischen Käse. (Ik zoek verse kaas.)
- Dialogen om een simpele boodschappenlijst te maken en om hulp te vragen bij het vinden van producten.
- Oefeningen met stamveranderende werkwoorden in verschillende vormen, om ze in de praktijk toe te passen.
Praktische tips en vergelijkingen met het Nederlands
De Duitse stamverandering in werkwoorden is een belangrijk verschil met het Nederlands. Bijvoorbeeld, het werkwoord fahren wordt in de tweede persoon enkelvoud du fährst, waar in het Nederlands de vervoeging van rijden niet zo verandert (jij rijdt>). Dit vergt wat oefening. Verder zijn woorden zoals der Apfel en de appel duidelijk verwant en helpen bij het onthouden.
Andere handige zinnen die je kunt gebruiken tijdens het boodschappen doen zijn:
- Wo finde ich den Saft? - Waar vind ik het sap?
- Ich habe eine Einkaufsliste. - Ik heb een boodschappenlijst.
- Der Kassierer hilft mir. - De kassamedewerker helpt mij.
Door deze les leer je niet alleen woordenschat, maar oefen je ook grammaticale structuren die in dagelijkse situaties van pas komen. Succes met je studie!