Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Leer hoe je in het Duits toekomstige acties uitdrukt met de tegenwoordige tijd en tijdsaanduidingen zoals morgen, binnenkort en volgende week. Deze les biedt voorbeelden en uitleg over het gebruik van de Präsens voor geplande gebeurtenissen in de nabije toekomst, geschikt voor beginners (A1). Ontdek ook de verschillen met het Nederlands en praktische zinnen voor dagelijks gebruik.
  1. Het werkwoord blijft in de tegenwoordige tijd, de tijdsaanduiding geeft de toekomst aan.
  2. Deze vorm wordt vaak gebruikt bij vast geplande gebeurtenissen zoals afspraken, reizen, dienstregelingen of programma's.
Zeitangaben (Tijdaanduidingen)Beispiel (voorbeeld)

Morgen, gleich, bald, nächste Woche, etc.  (Morgen, direct, binnenkort, volgende week, enz.)

 

 

Uhrzeiten (Uurtaanduidingen)

„Morgen fahre ich nach Paris.“ (Morgen ga ik naar Parijs.)

„Bald ziehen wir um.“ (Binnenkort verhuizen we.)

„Nächste Woche habe ich einen Arzttermin.“ (Volgende week heb ik een doktersafspraak.)

„Wir treffen uns um 18 Uhr.“ (We ontmoeten elkaar om 18 uur.)

Um 20:00 Uhr essen wir zu Abend.  (We dineren om 20:00 uur.)

Oefening 1: Zukunft im Präsens

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

fahrt, machst, regnet, ist, fährst, beginnen, fährt, beginnt

1. Regnen:
Morgen ... es den ganzen Tag.
(Morgen regent het de hele dag.)
2. Fahren:
Nächste Woche ... du nach Griechenland.
(Volgende week ga je naar Griekenland.)
3. Beginnen:
Bald ... die Ferien.
(De vakantie begint bijna.)
4. Sein:
Bald ... Dezember.
(Het is bijna december.)
5. Beginnen:
Gleich ... der Vortrag.
(De lezing begint zo.)
6. Machen:
Nächste Woche ... du einen Ausflug.
(Volgende week maak je een uitstapje.)
7. Fahren:
Morgen ... ihr in den Urlaub.
(Morgen gaan jullie op vakantie.)
8. Fahren:
Gleich ... er zu seiner Familie.
(Hij gaat straks naar zijn familie.)

Oefening 2: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Morgen _____ ich nach Berlin zum Geschäftstermin.

(Morgen _____ ik naar Berlijn voor de zakelijke afspraak.)

2. Nächste Woche _____ der Kurs um 9 Uhr.

(Volgende week _____ de cursus om 9 uur.)

3. Bald _____ wir nach München zur Messe.

(Binnenkort _____ we naar München voor de beurs.)

4. Um 18 Uhr _____ ich meine Kollegen im Restaurant.

(Om 18 uur _____ ik mijn collega's in het restaurant.)

5. Am Freitag _____ das neue Projekt in unserer Abteilung.

(Vrijdag _____ het nieuwe project in onze afdeling.)

6. Gleich _____ ich die E-Mail an den Kunden.

(Ik _____ zo de e-mail naar de klant.)

Toekomst uitdrukken in de tegenwoordige tijd

In deze les leer je hoe je in het Duits toekomstige gebeurtenissen kunt aangeven met de tegenwoordige tijd (Präsens). In plaats van een aparte toekomende tijd te gebruiken, laat het Duits vaak via tijdsaanduidingen en context zien dat iets in de nabije toekomst plaatsvindt.

Tijdsaanduidingen die toekomst aangeven

Kernwoorden zoals morgen, binnenkort, bald, volgende week en specifieke tijdstippen geven aan dat een handeling in de toekomst zal gebeuren, ook al is het werkwoord in de tegenwoordige tijd.

Voorbeelden

  • „Morgen fahre ich nach Paris.“ (Morgen ga ik naar Parijs.)
  • „Bald ziehen wir um.“ (Binnenkort verhuizen we.)
  • „Nächste Woche habe ich einen Arzttermin.“ (Volgende week heb ik een doktersafspraak.)
  • „Um 18 Uhr treffen wir uns.“ (Om 18 uur spreken we af.)

Gebruik en betekenissen

Deze vorm gebruik je vooral voor geplande gebeurtenissen zoals afspraken, reizen, en schema’s. Het is een praktische en veelgebruikte manier om over de nabije toekomst te spreken zonder ingewikkelde werkwoordsconstructies.

Verschillen tussen het Duits en Nederlands

In het Duits gebruik je voor toekomst vaak net als in het Nederlands de tegenwoordige tijd met een tijdsaanduiding. Echter, in Nederlandse antwoorden wordt soms de toekomstige tijd met "gaan" of "zullen" gebruikt, terwijl het Duits dit vaak achterwege laat. Bijvoorbeeld:

  • Duits: Morgen fahre ich nach Berlin.
  • Nederlands: Morgen ga ik naar Berlijn.

Let op dat de Duitse werkwoordsvormen altijd correct in de tegenwoordige tijd blijven staan zonder hulpwerkwoorden zoals "werden" tenzij je nadrukkelijk de toekomende tijd wilt uitdrukken.

Belangrijke woorden en uitdrukkingen

  • Morgen – morgen
  • Bald – binnenkort
  • Nächste Woche – volgende week
  • Uhrzeit – tijdstip

Geschreven door

Deze inhoud is ontworpen en beoordeeld door het coLanguage pedagogisch team. Over coLanguage

Profile Picture

Sophie Schmidt

Internationaal administratief management

Würzburger Dolmetscherschule

University_Logo

Laatst bijgewerkt:

dinsdag, 15/07/2025 03:37