Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Leer de Franse plaatsbijwoorden (adverbes de lieu) die posities en locaties aangeven in zinnen. Ontdek voorbeelden zoals 'chez', 'à côté de', 'en face de', en meer. Begrijp de plaatsing binnen zinnen en leer handige verschillen met het Nederlands voor praktische taalbeheersing.
  1. De bijwoorden van plaats staan aan het einde van de zin, na het werkwoord of tussen het onderwerp en het werkwoord.
Adverbe de LieuExemple
ChezJe mange chez moi.
À côté deLe livre est à côté de la lampe.
En face deMon verre est en face de mon assiette. (Mijn glas is tegenover mijn bord.)
Au dessus (de)Tu as mis une casquette au dessus de ta tête.  (Je hebt een pet boven je hoofd gezet.)
Au dessous (de)J'ai mis une chemise au dessous de mon pull. (Ik heb een overhemd onder mijn trui gedragen.)
DerrièreLes fourchettes sont rangées derrière les couteaux. (De vorken worden achter de messen opgeborgen.)
DevantMa voiture est devant ta maison.  (Mijn auto staat voor jouw huis.)
PrèsMon frère est toujours près de moi.  (Mijn broer is altijd dichtbij mij.)
LoinJe ne peux pas venir en Australie, c'est trop loin. (Ik kan niet naar Australië komen, het is te ver.)

Oefening 1: Les adverbes de lieu

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

à côté, en dessous de, en face de, devant, derrière, chez

1. Dans ma maison :
Le verre est ... moi.
(Het glas is bij mij thuis.)
2. Devant :
Je lave les couverts ... la fenêtre.
(Ik was het bestek tegenover het raam.)
3. Dans sa maison :
Tu coupes le pain ... le boulanger.
(Je snijd het brood bij de bakker.)
4. A gauche ou à droite :
La serviette est ... du bol.
(De handdoek ligt naast de kom.)
5. Sous :
Je range les couteaux ... l'évier.
(Ik ruim de messen op onder de gootsteen.)
6. En face de :
Mon assiette est toujours ... mon verre.
(Mijn bord staat altijd voor mijn glas.)
7. Dos à :
Mon verre est toujours ... mon assiette.
(Mijn glas staat altijd achter mijn bord.)
8. Dans leur maison :
Elles essuient les verres ... elles.
(Ze drogen de glazen bij hen thuis af.)

Oefening 2: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Les fourchettes sont _______ les couteaux.

(De vorken zijn _______ de messen.)

2. Je mets la serviette _______ l'assiette.

(Ik leg de servet _______ het bord.)

3. Le verre est _______ la cuillère.

(Het glas is _______ de lepel.)

4. La fourchette est _______ l'assiette.

(De vork is _______ het bord.)

5. Le couteau est _______ le bol.

(Het mes is _______ de kom.)

6. Je range les assiettes _______ la table.

(Ik leg de borden _______ de tafel.)

Les adverbes de lieu: Uitleg en Voorbeelden

In deze les leer je over de "adverbes de lieu" oftewel plaatsbijwoorden in het Frans. Deze bijwoorden geven aan waar iets zich bevindt en zijn essentieel voor het beschrijven van locaties en posities in zinnen.

Wat zijn adverbes de lieu?

Adverbes de lieu duiden een plaats of positie aan. Ze worden vaak aan het einde van een zin geplaatst, na het werkwoord, maar kunnen ook tussen het onderwerp en het werkwoord staan. Voorbeelden zijn woorden zoals chez (bij iemands huis), à côté de (naast), en face de (recht tegenover), au dessus de (boven), au dessous de (onder), derrière (achter), devant (voor), près (dichtbij) en loin (ver weg).

Voorbeelden in context

  • Je mange chez moi. (Ik eet bij mij thuis.)
  • Le livre est à côté de la lampe. (Het boek ligt naast de lamp.)
  • Mon verre est en face de mon assiette. (Mijn glas staat recht tegenover mijn bord.)
  • Tu as mis une casquette au dessus de ta tête. (Je hebt een pet bovenop je hoofd gezet.)
  • J'ai mis une chemise au dessous de mon pull. (Ik heb een overhemd onder mijn trui gedragen.)

Nuttige aandachtspunten

In het Frans worden veel plaatsaanwijzingen met een vaste uitdrukking aangegeven, waarbij het voorzetsel de vaak wordt toegevoegd na sommige bijwoorden, zoals au dessus de en à côté de. Dit is anders dan in het Nederlands waar we meestal volstaan met boven of naast zonder een voorzetsel te koppelen. Daarom is het belangrijk om deze structuren goed te oefenen en te onthouden.

Vergelijking met het Nederlands

Een belangrijk verschil is dat in het Nederlands de positie vaak direct wordt aangegeven zonder extra voorzetsels, terwijl in het Frans die combinatie verplicht kan zijn. Bijvoorbeeld, in het Nederlands zeggen we "de auto staat voor het huis", terwijl dat in het Frans is "la voiture est devant la maison" zonder extra voorzetsel. Ook het Franse chez wordt in het Nederlands vertaald als "bij" of "thuis bij", bijvoorbeeld "Je suis chez moi" wordt "Ik ben thuis".

Hierdoor is het nuttig om vertrouwd te raken met de typische Franse patronen van plaatsbijwoorden zodat je vlot en natuurlijk Frans kunt spreken en schrijven.

Geschreven door

Deze inhoud is ontworpen en beoordeeld door het coLanguage pedagogisch team. Over coLanguage

Profile Picture

Donia Ben Salem

Toegepaste vreemde talen

Université de Lorraine

University_Logo

Laatst bijgewerkt:

donderdag, 29/05/2025 15:55