Leer hoe je in het Frans vragen stelt met "Est-ce que" voor ja/nee-vragen en "Quel" (en zijn varianten) voor open vragen. Deze les behandelt de grammaticale structuur, het gebruik en de aanpassing van vragenwoorden aan het geslacht en getal. Ook wordt aandacht besteed aan de omkering van onderwerp en werkwoord en relevante verschillen met het Nederlands, zodat je effectief kunt communiceren in dagelijkse situaties.
- "Quel" wordt gebruikt voor een open vraag (vrij antwoord) en "est-ce que" voor een gesloten vraag (ja of nee).
- Est-ce que wordt gebruikt om een vraag in te leiden.
- "Quel" stemt overeen met het zelfstandig naamwoord: "quel", "quelle", "quels", "quelles".
- Wanneer je een vraag vormt, wissel je het onderwerp en het werkwoord om.
Forme (Vorm) | Exemple (Voorbeeld) |
---|---|
Est-ce que + sujet + verbe | Est-ce que tu as un cadeau? (Heb je een cadeau?) |
Quel (masculin singulier) + nom | Quel âge as-tu? (Hoe oud ben je?) |
Quelle (féminin singulier) + nom | Quelle année? (Welke jaar?) |
Quels (masculin pluriel) + nom | Quels cadeaux préfères-tu? (Welke cadeaus geef je de voorkeur?) |
Quelles (féminin pluriel) + nom | Quelles fêtes célébrez-vous? (Welke feesten vieren jullie?) |
Verbe + sujet | Êtes-vous contents (Bent u tevreden)? |
Uitzonderingen!
- "Quel" is niet beperkt tot vragen, terwijl de uitdrukking "est-ce que" alleen in vragen wordt gebruikt.
- Bij inversie van het onderwerp en de werkwoord, wanneer het werkwoord begint met een klinker of een stomme h, voegen we een "t" toe om de uitspraak te vergemakkelijken: Quel âge as-t-il?
Oefening 1: Les mots interrogatifs: "Est-ce que" et "Quel"
Instructie: Vul het juiste woord in.
Quel, Est-ce que, Quelle, Quelles, Quels
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. ________ tu as un gâteau pour l'anniversaire ?
(________ heb je een taart voor de verjaardag?)2. ________ âge as-tu aujourd’hui ?
(________ leeftijd heb je vandaag?)3. ________ tu prépares une fête pour ton anniversaire ?
(________ bereid je een feest voor jouw verjaardag voor?)4. ________ année est-ce que tu fêtes aujourd’hui ?
(________ jaar vier je vandaag?)5. ________ cadeaux préfères-tu recevoir pour ton anniversaire ?
(________ cadeaus ontvang je het liefst voor je verjaardag?)6. ________ fêtes célèbres-tu avec tes amis ?
(________ feesten vier je met je vrienden?)