Leer de Franse indirecte voornaamwoorden zoals me, te, lui, nous, vous en leur om te verwijzen naar personen en antwoord te geven op de vraag "à qui?" in zinnen zoals "Je lui donne".
- Indirecte voornaamwoorden vervangen alleen zelfstandige naamwoorden die naar personen verwijzen.
- Deze voornaamwoorden beantwoorden de vraag "à qui?".
- Gebruik de voornaamwoorden m'/t' voor een klinker.
| Singulier (Enkelvoud) | Pluriel (Meervoud) |
| Me (Me)Je me donne (Ik me geef) | Nous (Ons)Je nous donne (Ik ons geef) |
| Te (Je)Je te donne (Ik je geef) | Vous (U)Je vous donne (Ik u geef) |
| Lui (Hem)Je lui donne (Ik geef hem) | Leur (Hun)Je leur donne (Ik geef hen) |
Uitzonderingen!
- Als een zin een direct en een indirect voornaamwoord als aanvulling bevat, wordt eerst het directe geplaatst, daarna het indirecte.
Oefening 1: De indirecte voornaamwoorden
Instructie: Vul het juiste woord in.
vous, me, te, lui, leur
Oefening 2: Dialoog voltooiing
Instructie: Voltooi de dialoog met de juiste oplossing
1. Je porte ___ chemise rouge aujourd'hui.
( Ik draag ___ rode hemd vandaag.)2. Tu ___ le jean bleu ?
( Probeer jij ___ de blauwe jeans?)3. Il ___ donne le manteau qu'il porte.
( Hij ___ geeft de jas die hij draagt.)4. Nous choisissons ___ chaussures noires.
( Wij kiezen ___ zwarte schoenen.)5. Vous ___ les gants en hiver.
( Jullie ___ de handschoenen in de winter.)6. Je ___ donne mon sac à main.
( Ik ___ geef mijn handtas.)