Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Leer de aanwijzende voornaamwoorden deze, die, dit en dat gebruiken in het Nederlands. Ontdek hoe je verwijst naar dichtbij en verder weg gelegen dingen, met aandacht voor het geslacht en het aantal van zelfstandige naamwoorden. Begrijp de verschillen en gebruik voorbeelden om jouw kennis te versterken.
  1. Gebruik 'deze' en 'dit' voor zaken dichtbij, en 'die' en 'dat' voor zaken verder weg.
  2. Het aanwijzend voornaamwoord komt overeen met het geslacht en artikel van het woord.
 de-woordhet-woord
Dichtbij (Dichtbij)dezedit
Veraf (Veraf)diedat

Uitzonderingen!

  1. Verkleinwoorden hebben altijd het artikel 'het' en gebruiken dus altijd 'dit' of 'dat'.
  2. Meervouden hebben altijd het artikel 'de' en gebruiken dus altijd 'deze' of 'die'.

Oefening 1: Aanwijzende voornaamwoorden (deze, die, dit, dat)

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

Die, Deze, Dat

1.
... oude boom groeit krom door de wind.
(Die oude boom groeit krom door de wind.)
2.
... schilderij heeft een rechte lijn in het midden.
(Dat schilderij heeft een rechte lijn in het midden.)
3.
... huis is hoog.
(Dat huis is hoog.)
4.
... tafels zijn breed.
(Deze tafels zijn breed.)
5.
... straat is erg smal, alleen fietsen kunnen erdoor.
(Deze straat is erg smal, alleen fietsen kunnen erdoor.)
6.
... doos is erg zwaar.
(Die doos is erg zwaar.)
7.
... vlag heeft de vorm van een driehoek.
(Deze vlag heeft de vorm van een driehoek.)
8.
... tafel heeft de vorm van een rechthoek.
(Die tafel heeft de vorm van een rechthoek.)

Oefening 2: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. ___ cirkel is rood en die cirkel is blauw.


2. ___ vierkant ligt dichtbij, maar dat vierkant ligt verder weg.


3. Ik houd van ___ driehoek hier op tafel.


4. ___ cirkels aan de overkant van de kamer zijn groter.


5. ___ driehoekje is klein, het is een verkleinwoord.


6. ___ vormen hier zijn rond en die vormen daar zijn vierkant.


Aanwijzende voornaamwoorden: een overzicht

In deze les leer je alles over de aanwijzende voornaamwoorden deze, die, dit en dat. Deze woorden gebruik je om te verwijzen naar zelfstandige naamwoorden en om duidelijk te maken of iets dichtbij of verder weg is.

Gebruik en betekenis

Deze en dit gebruik je wanneer je spreekt over iets dat dichtbij is. Bijvoorbeeld: deze stoel of dit boek.

Die en dat gebruik je als je het hebt over iets wat ver weg is, zoals die boom of dat huis.

Let op het geslacht en aantal

Het aanwijzend voornaamwoord sluit aan bij het geslacht en aantal van het zelfstandig naamwoord:

  • de-woorden krijgen deze (meervoud ook) en die
  • het-woorden krijgen dit en dat
  • Verkleinwoorden (zoals driehoekje) zijn altijd het-woorden en gebruiken dit of dat

Voorbeelden

  • Deze cirkel is rood, die cirkel is blauw.
  • Dit vierkant ligt dichtbij, dat vierkant ligt verder weg.
  • Dit driehoekje is klein (verkleinwoord).

Verschillen met andere taalconstructies

In het Nederlands is het onderscheid tussen dichtbij en veraf belangrijk bij aanwijzende voornaamwoorden. In sommige talen, zoals het Engels, verschillen deze niet zo sterk van elkaar (this en that), maar het geslacht speelt geen rol.

Een handige Nederlandse uitdrukking is: "Deze hier" (dichtbij) versus "Die daar" (veraf). Dit helpt om duidelijk te maken waar iets zich bevindt in de ruimte.

Geschreven door

Deze inhoud is ontworpen en beoordeeld door het coLanguage pedagogisch team. Over coLanguage