Leer hoe aanwijzende voornaamwoorden als deze, dit, die en dat precies aangeven of iets dichtbij of veraf is, met aandacht voor de juiste keuze bij de-woorden en het-woorden.
- Gebruik 'deze' en 'dit' voor zaken dichtbij, en 'die' en 'dat' voor zaken verder weg.
- Het aanwijzend voornaamwoord komt overeen met het geslacht en artikel van het woord.
| de-woord | het-woord | |
|---|---|---|
| Dichtbij | deze | dit |
| Veraf | die | dat |
Uitzonderingen!
- Verkleinwoorden hebben altijd het artikel 'het' en gebruiken dus altijd 'dit' of 'dat'.
- Meervouden hebben altijd het artikel 'de' en gebruiken dus altijd 'deze' of 'die'.
Oefening 1: Aanwijzende voornaamwoorden (deze, die, dit, dat)
Instructie: Vul het juiste woord in.
Die, Deze, Dat
Oefening 2: Dialoog voltooiing
Instructie: Voltooi de dialoog met de juiste oplossing
1. _____ stoel is comfortabel om op te zitten.
2. Ik geef je _____ boek, het ligt dichtbij mij.
3. _____ gebouwen daar zijn erg oud.
4. _____ lampje is kapot, het staat ver weg.
5. _____ kleine huisje is nieuw gebouwd.
6. _____ fietsen zijn van mijn buren, ze staan dichtbij de deur.