A1.27: Vormen en figuren

Vormen en figuren

Leer aanwijzende voornaamwoorden zoals deze, die, dit en dat om vormen te beschrijven: cirkel, driehoek, vierkant en rechthoek met eigenschappen als breed, smal, hoog en laag.

Luister- en leesmateriaal

Oefen woordenschat in context met echte materialen.

A1.27.1 Kort verhaal

Wolkenkrabbers in ons platte land

Wolkenkrabbers in ons platte land


Woordenschat (14)

 Breed: Breed (Nederlands)

Breed

Show

Breed Show

 Recht: Recht (Nederlands)

Recht

Show

Recht Show

 Krom: Krom (Nederlands)

Krom

Show

Krom Show

 De cirkel: De cirkel (Nederlands)

De cirkel

Show

De cirkel Show

 De driehoek: De driehoek (Nederlands)

De driehoek

Show

De driehoek Show

 Het vierkant: Het vierkant (Nederlands)

Het vierkant

Show

Het vierkant Show

 De rechthoek: De rechthoek (Nederlands)

De rechthoek

Show

De rechthoek Show

 Laag: Laag (Nederlands)

Laag

Show

Laag Show

 Smal: Smal (Nederlands)

Smal

Show

Smal Show

 De lijn: De lijn (Nederlands)

De lijn

Show

De lijn Show

 Zwaar: Zwaar (Nederlands)

Zwaar

Show

Zwaar Show

 Hoog: Hoog (Nederlands)

Hoog

Show

Hoog Show

 Licht: Licht (Nederlands)

Licht

Show

Licht Show

 Zetten (zetten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Zetten

Show

Zetten Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden
1.
breed. | groot | cirkel | Deze | en | is
Deze cirkel is groot en breed.
2.
en | licht | Die | smal. | is | driehoek
Die driehoek is licht en smal.
3.
vierkant | en | laag. | Dit | recht | is
Dit vierkant is recht en laag.
4.
recht. | lijn, niet | Dat is | een kromme
Dat is een kromme lijn, niet recht.
5.
mooier, deze | of die? | Welke vorm | vindt u
Welke vorm vindt u mooier, deze of die?
6.
tafel. | die rechthoek | op de | Ik zet
Ik zet die rechthoek op de tafel.

Oefening 2: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

Deze cirkel is breed en licht van kleur.
Die driehoek is hoog en smal.
Ik zet het vierkant recht op de tafel.
De lijn is krom en licht.

Oefening 3: Clusteren van woorden

Instructie: Verdeel de woorden hieronder in twee groepen: vormen en eigenschappen.

Vormen

Eigenschappen

Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Zetten


Zetten

2

De rechthoek


De rechthoek

3

De lijn


De lijn

4

De driehoek


De driehoek

5

Laag


Laag

Oefening 5: Gespreksoefening

Instructie:

  1. Beschrijf de afbeeldingen en vergelijk ze. (Beschrijf de afbeeldingen en vergelijk ze.)
  2. Vraag de anderen wat ze liever hebben. Kleinere of grotere auto's, ... ? (Vraag de anderen wat ze liever hebben. Kleinere of grotere auto's, .... ?)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Deze auto is klein en oud.

Die auto is groter en nieuwer.

De jongens dragen bredere broeken.

Welke auto heb je liever?

Ik geef de voorkeur aan een kleinere maar modernere auto.

Ik geef de voorkeur aan oude auto's.

De straat is erg smal.

...

Oefening 6: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 7: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Ik ____ de cirkel op de tafel.


2. Jij ____ het vierkant naast de driehoek.


3. Hij ____ de lijn recht over het papier.


4. Wij ____ deze vormen op tafel om de grootte te vergelijken.


Oefening 8: Vormen en figuren in het park

Instructie:

Vandaag (Zetten - Onvoltooid tegenwoordige tijd) we een picknickkleed neer in het park. Deze picknicktafel (Staan - Onvoltooid tegenwoordige tijd) naast een grote boom. Ik (Zetten - Onvoltooid tegenwoordige tijd) de mand op het kleed en mijn zoon (Zetten - Onvoltooid tegenwoordige tijd) zijn speelgoedauto op het gras. Die auto heeft een smal ontwerp met rechte lijnen. Mijn vriendin (Zetten - Onvoltooid tegenwoordige tijd) haar tas op de bank. We (Zetten - Onvoltooid tegenwoordige tijd) alles klaar om samen te ontspannen en van de vormen om ons heen te genieten.


Vandaag zetten we een picknickkleed neer in het park. Deze picknicktafel staat naast een grote boom. Ik zet de mand op het kleed en mijn zoon zet zijn speelgoedauto op het gras. Die auto heeft een smal ontwerp met rechte lijnen. Mijn vriendin zet haar tas op de bank. We zetten alles klaar om samen te ontspannen en van de vormen om ons heen te genieten.

Werkwoordschema's

Zetten - Zetten

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik zet
  • jij zet
  • hij/zij/het zet
  • wij zetten
  • jullie zetten
  • zij zetten

Staan - Staan

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik sta
  • jij staat
  • hij/zij/het staat
  • wij staan
  • jullie staan
  • zij staan

Oefening 9: Aanwijzende voornaamwoorden (deze, die, dit, dat)

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: Aanwijzende voornaamwoorden (deze, die, dit, dat)

Toon vertaling Toon antwoorden

Die, Deze, Dat

1.
... oude boom groeit krom door de wind.
(Die oude boom groeit krom door de wind.)
2.
... schilderij heeft een rechte lijn in het midden.
(Dat schilderij heeft een rechte lijn in het midden.)
3.
... huis is hoog.
(Dat huis is hoog.)
4.
... tafels zijn breed.
(Deze tafels zijn breed.)
5.
... straat is erg smal, alleen fietsen kunnen erdoor.
(Deze straat is erg smal, alleen fietsen kunnen erdoor.)
6.
... doos is erg zwaar.
(Die doos is erg zwaar.)
7.
... vlag heeft de vorm van een driehoek.
(Deze vlag heeft de vorm van een driehoek.)
8.
... tafel heeft de vorm van een rechthoek.
(Die tafel heeft de vorm van een rechthoek.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A1.27.2 Grammatica

Aanwijzende voornaamwoorden (deze, die, dit, dat)

Aanwijzende voornaamwoorden (deze, die, dit, dat)


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Zetten zetten

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Nederlands Nederlands
(ik) zet (ik) zet
(jij) zet / zet je (jij) zet / zet je
(hij/zij/het) zet (hij/zij/het) zet
(wij) zetten (wij) zetten
(jullie) zetten (jullie) zetten
(zij) zetten (zij) zetten

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Introductie tot vormen en aanwijzende voornaamwoorden

In deze les ga je bekend raken met verschillende vormen zoals de cirkel, de driehoek, de rechthoek en het vierkant. Je leert hoe je deze vormen kunt beschrijven met eigenschappen als breed, smal, hoog en laag. Daarnaast oefen je met aanwijzende voornaamwoorden: deze, die, dit, dat. Hiermee kun je duidelijk maken over welke vorm je praat, vooral als iets dichtbij of verder weg is.

Belangrijke woordenschat

Vormen

  • de cirkel
  • de driehoek
  • de rechthoek
  • het vierkant

Eigenschappen

  • breed
  • hoog
  • smal
  • laag

Aanwijzende voornaamwoorden

Gebruik deze en dit voor dingen dichtbij, en die en dat voor dingen die verder weg zijn. Bijvoorbeeld:

  • Deze cirkel is groot en breed.
  • Die driehoek is licht en smal.
  • Dit vierkant is recht en laag.
  • Dat is een kromme lijn, niet recht.

Verbeter je taalgebruik met praktische voorbeelden

Je leert ook het werkwoord zetten gebruiken in zinnen als Ik zet de cirkel op de tafel. Dit werkwoord is belangrijk om te beschrijven dat je iets ergens neerlegt of plaatst. De vervoegingen speel je in deze les ook na, bijvoorbeeld:

  • ik zet, jij zet, hij zet
  • wij zetten, jullie zetten, zij zetten

Oefensituaties om de taal toe te passen

De les bevat dialogen in verschillende contexten zoals het kunstmuseum, de meubelwinkel en een kantoorartikelenwinkel. Daar oefen je met een partner hoe je vormen en hun kenmerken beschrijft en voorkeuren uitdrukt. Bijvoorbeeld:

  • "Kijk naar deze cirkel. Vind je die mooi?"
  • "Is deze tafel rond of vierkant?"
  • "Neem je deze pen of dat potlood?"

Specifieke verschillen tussen instructietaal en het Nederlands

Aangezien de instructietaal Nederlands is en ook het leerdoel Nederlands is, zijn er geen vertalingen of directe vergelijkingen met een andere taal nodig. Wel is aandacht besteed aan het juist gebruik van aanwijzende voornaamwoorden, want die kunnen in andere talen anders werken qua nabijheid en grammaticale regels.

Belangrijke uitdrukkingen om te onthouden:

  • deze: verwijst naar een mannelijk of vrouwelijk zelfstandig naamwoord dat dichtbij is (de-woorden)
  • dit: verwijst naar een onzijdig zelfstandig naamwoord dat dichtbij is (het-woorden)
  • die: verwijst naar een de-woord dat verder weg is
  • dat: verwijst naar een het-woord dat verder weg is

Door veel te oefenen met deze woorden en vormen, ontwikkel je een natuurlijk gevoel voor hoe je in het Nederlands dingen aanwijst en beschrijft.

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏