Leer in deze les wanneer een bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands wel of geen -e krijgt, afhankelijk van het lidwoord en de context. Ontdek duidelijke regels voor enkelvoud en meervoud, het gebruik met bezittelijke en aanwijzende voornaamwoorden, en uitzonderingen zoals bij werkwoorden en zelfstandig bijvoeglijke naamwoorden. Voorbeelden en verschillen met het Engels worden besproken voor een beter begrip.
- Bijvoeglijke naamwoorden staan vaak vóór het zelfstandige naamwoord.
- Het bijvoeglijk naamwoord krijgt meestal een -e.
Woordeinde (Woordeinde) | Voorbeeld (Voorbeeld) | ||
---|---|---|---|
+e | Enkelvoud (Enkelvoud) | de het | de grote hond (de grote hond) het dikke boek (het dikke boek) |
Meervoud (Meervoud) | de | de mooie huizen (de mooie huizen) | |
Met 'een' | de-woorden | een grote hond (een grote hond) | |
deze, dit, die, dat + bijvoeglijk naamwoord | deze grote auto (deze grote auto) dit schattige kind (dit schattige kind) dat leuke boek (dat leuke boek) | ||
bezittelijk voornaamwoord + bijvoeglijk naamwoord | mijn nieuwe auto (mijn nieuwe auto) jouw oude huis (jouw oude huis) onze mooie auto (onze mooie auto) | ||
- | Met 'een' | het-woorden | een dik boek (een dik boek) |
Zijn + worden | Hij wordt groot. (Hij wordt groot.) Ik ben erg ziek. (Ik ben erg ziek.) | ||
Een zelfstandig bijvoeglijk naamwoord na "wat" | Wat lief van je! (Wat lief van je!) Wat goed! (Wat goed!) |
Oefening 1: Bijvoeglijk naamwoord met of zonder -e
Instructie: Vul het juiste woord in.
duurzaam, grote, elektrische, aardig, lange, mooi, gevaarlijke, favoriete
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Kies de correcte zin met het juiste gebruik van het bijvoeglijk naamwoord met of zonder -e, passend bij de context van dagelijks vervoer.