Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Deze les behandelt het voltooid deelwoord in het Nederlands en het correcte gebruik van de hulpwerkwoorden 'hebben' en 'zijn'. Leer de regels voor de vorming van het voltooid deelwoord, herken werkwoorden die eindigen op -t of -d, en begrijp wanneer je 'hebben' of 'zijn' gebruikt bij voltooide handelingen. De les bevat duidelijke voorbeelden zoals 'Ik ben verhuisd' en 'Wij hebben gewoond' en geeft inzicht in onregelmatige vormen zoals 'geweest'.
  1. Formule: Persoon + hebben/zijn + voltooid deelwoord
  2. Gebruik van 'hebben' en 'zijn': 'Zijn'bij beweging/verandering, 'hebben' voor andere werkwoorden.
Vorming voltooid deelwoord (Vorming voltooid deelwoord)Type werkwoord (Type werkwoord)Voorbeeld (Voorbeeld)
Ge + stam + dAlgemene regel (Algemene regel)Ik ben verhuisd (Ik ben verhuisd)
Wij hebben gewoond (Wij hebben gewoond)
Ge + stam + tWerkwoorden met een stam die eindigt op -t, -k, -f, -s, -c, -h, -p (Werkwoorden met een stam die eindigt op -t, -k, -f, -s, -c, -h, -p)Jij hebt gekookt (Jij hebt gekookt)
Zij heeft gewacht (Zij heeft gewacht)
Stam + t/dWerkwoorden die beginnen met be-, er-, ge-, her- mis-, ont-, ver- (Werkwoorden die beginnen met be-, er-, ge-, her- mis-, ont-, ver-)Ik heb gebruikt (Ik heb gebruikt)
Het is veranderd (Het is veranderd)

Uitzonderingen!

  1. Sommige werkwoorden hebben een onregelmatig voltooid deelwoord, zoals 'geweest'.
  2. Als de stam van het werkwoord eindigt op een van de medeklinkers in het woord softketchup (s, f, t, k, ch, p), dan krijgt het voltooid deelwoord een -t; anders krijgt het een -d.

Oefening 1: Het voltooid deelwoord met hebben/zijn

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

is, hebt, gebouwd, geleend, heb, zijn, gewacht, gesport, verstuurd, hebben, gepland, heeft, geopend, gegaan

1. Lenen:
Ik ... een boek van de bibliotheek ....
(Ik heb een boek van de bibliotheek geleend.)
2. Gaan:
Wij ... naar het ziekenhuis ....
(Wij zijn naar het ziekenhuis gegaan.)
3. Bouwen:
De school ... naast de bibliotheek ....
(De school is naast de bibliotheek gebouwd.)
4. Wachten:
Zij ... lang op de bus ....
(Zij hebben lang op de bus gewacht.)
5. Openen:
Het postkantoor ... om acht uur ....
(Het postkantoor is om acht uur geopend.)
6. Plannen:
Hij ... een afspraak in het ziekenhuis ....
(Hij heeft een afspraak in het ziekenhuis gepland.)
7. Sporten:
Jij ... gisteren in de sportschool ....
(Jij hebt gisteren in de sportschool gesport.)
8. Versturen:
Ik ... een brief ... bij het postkantoor.
(Ik heb een brief verstuurd bij het postkantoor.)

Oefening 2: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Ik ______ gisteren tot laat in het kantoor gewerkt.


2. Zij ______ vroeg naar huis gelopen omdat ze moe was.


3. Wij ______ de brochure bij de dienst Toerisme opgehaald.


4. Hij ______ vorig jaar voor zijn werk naar Amsterdam verhuisd.


5. Jullie ______ bij de balie de openingstijden van het museum gevraagd.


6. De bus ______ laat bij het station aangekomen.


Inleiding tot het Voltooid Deelwoord met Hebben en Zijn

In deze les leer je hoe je het voltooid deelwoord vormt en gebruikt met de hulpwerkwoorden hebben en zijn. Dit is een belangrijk aspect van de Nederlandse verleden tijd. Je ontdekt wanneer je hebben of zijn gebruikt om acties te beschrijven die zijn afgerond, zoals in de zinnen Ik ben verhuisd en Wij hebben gewoond.

Vorming van het voltooid deelwoord

Het Nederlandse voltooid deelwoord wordt meestal gevormd door ge + stam + d toe te voegen, bijvoorbeeld gewerkt. Als de stam van het werkwoord eindigt op een medeklinker uit het woord softketchup, dan krijgt het deelwoord een -t, zoals gekookt. Daarnaast zijn er werkwoorden die beginnen met voorvoegsels zoals be-, er-, ge-, her-, mis-, ont-, ver- waarvan het voltooid deelwoord eindigt op -t of -d zonder ge- ervoor, bijvoorbeeld gebruikt en veranderd.

Gebruik van Hebben en Zijn

Voor beweging of verandering gebruik je meestal zijn. Bijvoorbeeld: Hij is verhuisd. Voor andere gevallen gebruik je hebben, zoals in Wij hebben gewoond. Er zijn ook onregelmatige voltooid deelwoorden, zoals geweest.

Belangrijke tips

  • Let op het juiste hulpwerkwoord (hebben of zijn) afhankelijk van het werkwoord.
  • Herken de stam en bepaal of de uitgang -t of -d moet zijn.
  • Ken de uitzonderingen en onregelmatige vormen.

Verschillen tussen instructietaal en Nederlands

In het Nederlands staat het voltooid deelwoord vaak aan het einde van de zin, vooral in bijzinnen, wat anders kan zijn dan in de instructietaal. Ook kent het Nederlands twee hulpwerkwoorden (hebben en zijn), terwijl andere talen soms slechts één hulpwerkwoord gebruiken. Handige woorden om te onthouden zijn voltooid deelwoord (past participle), stam (stem van het werkwoord), en hulpwerkwoord (auxiliair).

Geschreven door

Deze inhoud is ontworpen en beoordeeld door het coLanguage pedagogisch team. Over coLanguage

Profile Picture

Kato De Paepe

Zakendoen en talen

KdG University of Applied Sciences and Arts Antwerp

University_Logo

Laatst bijgewerkt:

donderdag, 29/05/2025 16:33