Deze les behandelt het voltooid deelwoord in het Nederlands en het correcte gebruik van de hulpwerkwoorden 'hebben' en 'zijn'. Leer de regels voor de vorming van het voltooid deelwoord, herken werkwoorden die eindigen op -t of -d, en begrijp wanneer je 'hebben' of 'zijn' gebruikt bij voltooide handelingen. De les bevat duidelijke voorbeelden zoals 'Ik ben verhuisd' en 'Wij hebben gewoond' en geeft inzicht in onregelmatige vormen zoals 'geweest'.
- Formule: Persoon + hebben/zijn + voltooid deelwoord
- Gebruik van 'hebben' en 'zijn': 'Zijn'bij beweging/verandering, 'hebben' voor andere werkwoorden.
Vorming voltooid deelwoord (Vorming voltooid deelwoord) | Type werkwoord (Type werkwoord) | Voorbeeld (Voorbeeld) |
---|---|---|
Ge + stam + d | Algemene regel (Algemene regel) | Ik ben verhuisd (Ik ben verhuisd) Wij hebben gewoond (Wij hebben gewoond) |
Ge + stam + t | Werkwoorden met een stam die eindigt op -t, -k, -f, -s, -c, -h, -p (Werkwoorden met een stam die eindigt op -t, -k, -f, -s, -c, -h, -p) | Jij hebt gekookt (Jij hebt gekookt) Zij heeft gewacht (Zij heeft gewacht) |
Stam + t/d | Werkwoorden die beginnen met be-, er-, ge-, her- mis-, ont-, ver- (Werkwoorden die beginnen met be-, er-, ge-, her- mis-, ont-, ver-) | Ik heb gebruikt (Ik heb gebruikt) Het is veranderd (Het is veranderd) |
Uitzonderingen!
- Sommige werkwoorden hebben een onregelmatig voltooid deelwoord, zoals 'geweest'.
- Als de stam van het werkwoord eindigt op een van de medeklinkers in het woord softketchup (s, f, t, k, ch, p), dan krijgt het voltooid deelwoord een -t; anders krijgt het een -d.
Oefening 1: Het voltooid deelwoord met hebben/zijn
Instructie: Vul het juiste woord in.
is, hebt, gebouwd, geleend, heb, zijn, gewacht, gesport, verstuurd, hebben, gepland, heeft, geopend, gegaan
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Ik ______ gisteren tot laat in het kantoor gewerkt.
2. Zij ______ vroeg naar huis gelopen omdat ze moe was.
3. Wij ______ de brochure bij de dienst Toerisme opgehaald.
4. Hij ______ vorig jaar voor zijn werk naar Amsterdam verhuisd.
5. Jullie ______ bij de balie de openingstijden van het museum gevraagd.
6. De bus ______ laat bij het station aangekomen.