Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Leer het gebruik van wederkerige voornaamwoorden in het Nederlands zoals 'elkaar' en 'elkaars'. Deze les legt uit wanneer je deze woorden gebruikt, met praktische voorbeelden en aandacht voor het onderscheid tussen onderwerp en bezit. Ook komen informele vormen zoals 'mekaar' aan bod voor spreektaal. Begrijp hoe je deze woorden toepast in dagelijkse situaties en maak je Nederlandse communicatie natuurlijker en correcter.
  1. Gebruik 'elkaar' als het onderwerp uit meerdere personen bestaat.
  2. 'Elkaars' geeft bezit aan en hoort bij een zelfstandig naamwoord.
  3. Het wederkerig voornaamwoord volgt vaak het werkwoord.
  4. Het wederkerig voornaamwoord kan een lijdend of meewerkend voorwerp zijn en het kan na een voorzetsel komen. Bijvoorbeeld: Ze praten met elkaar
 Zelfstandig (Zelfstandig)Bijvoeglijk (Bijvoeglijk)
Neutraal (Neutraal)elkaar (elkaar)elkaars (elkaars)
Informeel (Informeel)mekaar (mekaar)mekaars (mekaars)
Voorbeelden (Voorbeelden)Ze helpen elkaar. (Ze helpen elkaar.)
We hebben mekaar al weken niet gezien. (We hebben mekaar al weken niet gezien.)
Ze gebruiken elkaars telefoon. (Ze gebruiken elkaars telefoon.)
Wij dragen mekaars tassen naar school.  (Wij dragen mekaars tassen naar school. )

Uitzonderingen!

  1. In de spreektaal wordt vaak mekaar(s) gebruikt.

Oefening 1: Wederkerig voornaamwoord (elkaar, elkaars)

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

elkaars, elkaar

1.
Iedereen respecteert ... plek op de camping.
(Iedereen respecteert elkaars plek op de camping.)
2.
We zitten naast ... en kijken naar de sterren.
(We zitten naast elkaar en kijken naar de sterren.)
3.
De kinderen tonen ... hun nieuwe tent.
(De kinderen tonen elkaar hun nieuwe tent.)
4.
Ze praten de hele avond met ... over de reis.
(Ze praten de hele avond met elkaar over de reis.)
5.
We gebruiken altijd ... spullen in de caravan.
(We gebruiken altijd elkaars spullen in de caravan.)
6.
Wij helpen ... op de camping met de tent opzetten.
(Wij helpen elkaar op de camping met de tent opzetten.)
7.
Ze gaven ... een kaart van de omgeving.
(Ze gaven elkaar een kaart van de omgeving.)

Oefening 2: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste zin met het correcte wederkerig voornaamwoord: 'elkaar' of 'elkaars'. Let goed op het onderwerp en het bezit in de zin.

1.
'Elkaars' is bezittelijk en kan niet zonder zelfstandig naamwoord worden gebruikt.
'Mekaars' is informeel en onjuist zonder een zelfstandig naamwoord.
2.
'Elkaar' is hier onjuist; bezit wordt uitgedrukt met 'elkaars'.
'Mekaar' is informeel, maar zonder 's' is de bezitsvorm onjuist bij 'kaarten'.
3.
'Elkaars' kan niet na een voorzetsel staan zonder een zelfstandig naamwoord.
'Mekaars' kan niet zonder zelfstandig naamwoord na een voorzetsel worden gebruikt.
4.
'Elkaar' is hier fout; bezit moet worden uitgedrukt met 'elkaars'.
'Mekaar' zonder 's' is niet de juiste bezitsvorm bij 'rugzakken'.

Wederkerige voornaamwoorden: 'elkaar' en 'elkaars'

Deze les behandelt de wederkerige voornaamwoorden die gebruikt worden om handelingen of bezit tussen twee of meer personen uit te drukken. Je leert het verschil tussen elkaar en elkaars, evenals de informele varianten mekaar en mekaars.

Gebruik van 'elkaar' en 'elkaars'

  • Elkaar wordt gebruikt als zelfstandig wederkerig voornaamwoord bij meerdere personen, bijvoorbeeld: Ze helpen elkaar.
  • Elkaars is de bezitsvorm en hoort bij een zelfstandig naamwoord: Ze gebruiken elkaars telefoon.

De informele vormen mekaar en mekaars zie je vooral in spreektaal en zijn varianten van respectievelijk elkaar en elkaars.

Belangrijke punten

  • Het wederkerig voornaamwoord volgt vaak het werkwoord of komt na een voorzetsel, bijvoorbeeld: Ze praten met elkaar.
  • Het kan als lijdend of meewerkend voorwerp functioneren.

Praktische voorbeelden

  • We hebben mekaar al weken niet gezien.
  • Wij dragen mekaars tassen naar school.

Verschillen met het Engels

In het Engels worden wederkerige voornaamwoorden gevormd met -self of -selves, zoals each other voor wederkerigheid. In het Nederlands gebruik je hiervoor elkaar en elkaars. Ook komt het bezittelijke wederkerig voornaamwoord elkaars vaak voor, wat in het Engels vertaald wordt als "each other's."

Handige woorden om te onthouden:

  • elkaar – each other (subject/object)
  • elkaars – each other's (possessive)
  • met – with (gebruik je vaak voor constructies als "praten met elkaar")

Geschreven door

Deze inhoud is ontworpen en beoordeeld door het coLanguage pedagogisch team. Over coLanguage

Profile Picture

Kato De Paepe

Zakendoen en talen

KdG University of Applied Sciences and Arts Antwerp

University_Logo

Laatst bijgewerkt:

dinsdag, 15/07/2025 13:14