Leer essenti9le Poolse uitdrukkingen voor noodgevallen, zoals "pogotowie ratunkowe" (ambulance), "po7car" (brand) en "wypadek" (ongeluk), waarmee je effectief hulpdiensten kunt waarschuwen en de situatie beschrijven.
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Wczoraj _______ na pogotowie, ponieważ mój przyjaciel miał wypadek.
(Gisteren _______ ik de ambulance omdat mijn vriend een ongeluk had.)2. Ratownicy szybko _______ i udzielili pierwszej pomocy.
(De hulpverleners _______ snel aan en verleenden eerste hulp.)3. Poinformowałem policję, że sytuacja _______ poważna.
(Ik informeerde de politie dat de situatie _______ ernstig was.)4. Strażacy _______ ogień, zanim zdążył się rozprzestrzenić.
(De brandweermannen _______ het vuur voordat het zich kon verspreiden.)Oefening 3: Oproep aan hulpdiensten
Instructie:
Werkwoordschema's
Dzwonić - Bellen
Czas przeszły
- ja dzwoniłem/dzwoniłam
- ty dzwoniłeś/dzwoniłaś
- on/ona/ono dzwonił/dzwoniła/dzwoniło
- my dzwoniliśmy/dzwoniłyśmy
- wy dzwoniliście/dzwoniłyście
- oni/one dzwonili/dzwoniły
Upaść - Vallen
Czas przeszły
- ja upadłem/upadłam
- ty upadłeś/upadłaś
- on/ona/ono upadł/upadła/upadło
- my upadliśmy/upadłyśmy
- wy upadliście/upadłyście
- oni/one upadli/upadły
Być - Zijn
Czas przeszły
- ja byłem/byłam
- ty byłeś/byłaś
- on/ona/ono był/była/było
- my byliśmy/byłyśmy
- wy byliście/byłyście
- oni/one byli/były
Pomagać - Helpen
Czas przeszły
- ja pomagałem/pomagałam
- ty pomagałeś/pomagałaś
- on/ona/ono pomagał/pomagała/pomagało
- my pomagaliśmy/pomagałyśmy
- wy pomagaliście/pomagałyście
- oni/one pomagali/pomagały
Sprawdzić - Controleren
Czas przeszły
- ja sprawdziłem/sprawdziłam
- ty sprawdziłeś/sprawdziłaś
- on/ona/ono sprawdził/sprawdziła/sprawdziło
- my sprawdziliśmy/sprawdziłyśmy
- wy sprawdziliście/sprawdziłyście
- oni/one sprawdzili/sprawdziły
Pytać - Vragen
Czas przeszły
- ja pytałem/pytałam
- ty pytałeś/pytałaś
- on/ona/ono pytał/pytała/pytało
- my pytaliśmy/pytałyśmy
- wy pytaliście/pytałyście
- oni/one pytali/pytały
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Pools oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.
Les: Nooddiensten in het Pools
In deze les leer je hoe je in het Pools terecht kunt bij verschillende noodsituaties. De focus ligt op het voeren van gesprekken met nooddiensten zoals de ambulance, brandweer en politie. Je oefent praktische dialogen die je bijvoorbeeld kunt gebruiken bij een ongeluk, brand of ander dringend incident.
Wat leer je in deze les?
- Belangrijke Poolse zinnen om snel hulp te vragen
- Hoe je een situatie beschrijft aan hulpdiensten
- Veelgebruikte woorden rond medische noodgevallen, branden en ongevallen
- Werkwoorden in de verleden tijd die vaak voorkomen in noodsituaties
Voorbeelden van nuttige woorden en uitdrukkingen
- pogotowie ratunkowe - ambulance
- straż pożarna - brandweer
- policja - politie
- wypadek - ongeluk
- pożar - brand
- pomoc medyczna - medische hulp
- zadzwoń - bel
- upadł - is gevallen
- ratownicy - hulpverleners
Belangrijke werkwoorden en verleden tijd
In gesprekken met nooddiensten wordt vaak de verleden tijd gebruikt om gebeurtenissen te beschrijven. Bijvoorbeeld:
- zadzwoniłem (ik belde)
- upadł (hij viel)
- byłem (ik was)
- pomagałem (ik hielp)
- ugasili (zij blusten)
Verschillen tussen Nederlands en Pools in deze context
In deze les zie je dat het Pools voor het beschrijven van noodgevallen meer gebruik maakt van specifieke werkwoordstijden en vervoegingen dan het Nederlands. Waar je in het Nederlands soms de tegenwoordige tijd gebruikt om een feit snel door te geven, is het Pools preciezer in het gebruik van verleden tijdsvormen om een afgeronde handeling aan te geven.
Een voorbeeld is het werkwoord dzwonić (bellen). In het Pools maak je onderscheid tussen zadzwoniłem (ik heb gebeld/ik belde, voltooid aspect) en dzwoniłem (ik was aan het bellen, onvoltooid aspect), wat in het Nederlands minder expliciet is.
Handige uitdrukkingen om te onthouden:
- Halo, czy to pogotowie ratunkowe? - Hallo, is dit de ambulance?
- Potrzebuję pomocy medycznej. - Ik heb medische hulp nodig.
- Na ulicy Mickiewicza numer 12. - Op straat Mickiewicz nummer 12.
- Proszę czekać na miejscu. - Blijf alstublieft ter plaatse wachten.