Deze les behandelt het melden van diefstal of verlies bij de politie en het aanvragen van hulp bij de ambassade. Leer nuttige woorden zoals portfel (portemonnee), zgłosić (melden) en dokument tożsamości (identiteitsbewijs).
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Ćwiczenie 1: Gespreksoefening
Instrukcja:
- Wat voor nare dingen kunnen er op een reis gebeuren? (Wat voor nare dingen kunnen er op een reis gebeuren?)
- Wat kun je doen als het jou overkomt? (Wat kun je doen als het jou overkomt?)
- Is een van die situaties ooit bij u gebeurd? (Is een van die situaties ooit bij jou gebeurd?)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
Twoje pieniądze mogą zostać skradzione. Je geld kan gestolen worden. |
Ktoś może ukraść twoją torbę. Iemand kan je tas stelen. |
Na wędrówce można się zgubić. Je kunt verdwalen tijdens een wandeltocht. |
Zawsze możesz poprosić ludzi o pomoc. Je kunt altijd mensen om hulp vragen. |
Ważne jest posiadanie ubezpieczenia podróżnego. Het is belangrijk om een reisverzekering te hebben. |
Raz już zgubiłem telefon. Ik ben mijn telefoon al eens kwijtgeraakt. |
... |
Oefening 2: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 3: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Wczoraj __________ na policji, że ktoś ukradł mój portfel.
(Gisteren __________ bij de politie gemeld dat iemand mijn portemonnee heeft gestolen.)2. Teraz czekam, aż funkcjonariusz __________ moje zgłoszenie.
(Nu wacht ik tot de agent __________ mijn aangifte opneemt.)3. Potem __________ konsulat o pomoc z dokumentami.
(Vervolgens __________ het consulaat om hulp met de documenten.)4. W sytuacji zagrożenia zawsze __________ pod numer alarmowy 112.
(In een noodsituatie __________ ik altijd het alarmnummer 112.)Oefening 4: Ramp op vakantie?
Instructie:
Werkwoordschema's
Pojechać - Gaan
Czas przeszły
- ja pojechałem
- ty pojechałeś
- on/ona/ono pojechał/pojechała/pojechało
- my pojechaliśmy
- wy pojechaliście
- oni/one pojechali
Zostać - Worden
Czas przeszły
- ja zostałem
- ty zostałeś
- on/ona/ono został/została/zostało
- my zostaliśmy
- wy zostaliście
- oni/one zostali
Zorientować się - Zich realiseren
Czas przeszły
- ja zorientowałem się
- ty zorientowałeś się
- on/ona/ono zorientował się/zorientowała się/zorientowało się
- my zorientowaliśmy się
- wy zorientowaliście się
- oni/one zorientowali się
Zadzwonić - Bellen
Czas przeszły
- ja zadzwoniłem
- ty zadzwoniłeś
- on/ona/ono zadzwonił/zadzwoniła/zadzwoniło
- my zadzwoniliśmy
- wy zadzwoniliście
- oni/one zadzwonili
Zgłosić - Melden
Czas przeszły
- ja zgłosiłem
- ty zgłosiłeś
- on/ona/ono zgłosił/zgłosiła/zgłosiło
- my zgłosiliśmy
- wy zgłosiliście
- oni/one zgłosili
Przyjechać - Komen
Czas przyszły
- ja przyjadę
- ty przyjedziesz
- on/ona/ono przyjedzie
- my przyjedziemy
- wy przyjedziecie
- oni/one przyjadą
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Pools oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.
Vakantieproblemen: rapporteren en hulp vragen in het Pools
In deze les leer je essentiële woorden en uitdrukkingen om situaties zoals diefstal, verlies van documenten, en noodgevallen tijdens vakanties te bespreken. De dialogen richten zich op gesprekken bij het politiebureau, de ambassade of het consulaat en contact met hulpdiensten. De focus ligt op praktische communicatieve vaardigheden en relevante werkwoordstijden voor verslaglegging en hulpvragen.
Belangrijke thema's en inhoud
- Melden van diefstal of verlies bij de politie: leer hoe je een diefstal of vermissing van bezittingen zoals portefeuilles en paspoorten beschrijft, tijd en plaats benoemt, en persoonlijke gegevens verstrekt.
- Hulp vragen bij de ambassade of het consulaat: oefenen van zinnen om ondersteuning te vragen bij het verkrijgen van nieuwe documenten, het invullen van formulieren en het begrijpen van administratieve procedures.
- Contact met noodnummers: leer hoe je een noodgeval meldt, medische hulp beschrijft en de locatie van het incident nauwkeurig aangeeft.
- Werkwoordvervoegingen: nadruk op verleden tijd (czas przeszły) en toekomst tijd (czas przyszły) bij relevante werkwoorden zoals zgłosić (melden), zadzwonić (bellen), pojechać (gaan/met de auto gaan), en przyjechać (aankomen).
Voorbeeldwoorden en uitdrukkingen
- zgłosić kradzież – diefstal melden
- zgubić paszport – paspoort kwijt zijn
- formularz zgłoszeniowy – aanmeldingsformulier
- numer alarmowy 112 – alarmnummer 112
- dzwonić – bellen (geregeld)
- przyjechać na miejsce – op de plek aankomen
- pomoc medyczna – medische hulp
- straż pożarna – brandweer
Verschillen tussen Nederlands en Pools
In tegenstelling tot het Nederlands zijn Poolse werkwoorden sterk van vorm afhankelijk van persoon, tijd en aspect. Zo heeft het Pools aparte verleden en toekomsttijden die specifiek vervoegd worden. Bijvoorbeeld, het Nederlandse 'ik meldde' wordt in het Pools zgłosiłem (voor een mannelijke spreker). Ook het aspect van het werkwoord is belangrijk: zgłosić is perfectief (voltooid), wat inhoudt dat de handeling afgerond is, terwijl zgłaszać imperfectief is en de handeling open or herhaald kan zijn.
Gebruikelijke Poolse zinnen voor noodgevallen bevatten formele begroetingen zoals Dzień dobry (goedendag) gevolgd door een duidelijke beschrijving van het probleem. Belangrijk is ook het gebruik van beleefdheidsvormen en correcte persoonsvormen bij hulpvragen.
Nuttige uitdrukkingen met Nederlandse equivalenten
- Chciałbym zgłosić... – Ik zou graag willen melden...
- Proszę wypełnić formularz – Gelieve het formulier in te vullen
- Na miejscu jest wypadek – Er is een ongeluk op de plek
- Proszę zostać na miejscu zdarzenia – Blijf alstublieft op de plek van het incident
- Czy potrzebuje pani pomocy? – Heeft u hulp nodig?
Deze les helpt je praktische situaties te begrijpen en effectief te communiceren in het Pools wanneer zich vakantieproblemen of noodsituaties voordoen.