A1.1: Greetings and Farewells

Groeten en afscheid nemen

This lesson covers basic Dutch greetings and farewells, introducing useful expressions like Hallo, Goedemorgen, Tot ziens, and Tot straks, plus essential pronouns zoals ik, jij, and zij.

Listening and reading

Start this class by listening to the audio and completing the corresponding exercises.

A1.1.1 Dialoog

Begroeten in verschillende contexten

Greetings in different contexts


Vocabulary (12)

 Zijn (to be) - Verb conjugation and exercises

Zijn

Show

To be Show

 Goedemorgen: Good morning (Dutch)

Goedemorgen

Show

Good morning Show

 Goedemiddag: Good afternoon (Dutch)

Goedemiddag

Show

Good afternoon Show

 Goedenavond: Good evening (Dutch)

Goedenavond

Show

Good evening Show

 Goedendag: Good day (Dutch)

Goedendag

Show

Good day Show

 Hallo: Hello (Dutch)

Hallo

Show

Hello Show

 Tot morgen: See you tomorrow (Dutch)

Tot morgen

Show

See you tomorrow Show

 Tot straks: See you later (Dutch)

Tot straks

Show

See you later Show

 Tot ziens: Goodbye (Dutch)

Tot ziens

Show

Goodbye Show

 Aangenaam: Pleased to meet you (Dutch)

Aangenaam

Show

Pleased to meet you Show

 Leuk je te ontmoeten!: Nice to meet you! (Dutch)

Leuk je te ontmoeten!

Show

Nice to meet you! Show

 Hebben (have) - Verb conjugation and exercises

Hebben

Show

Have Show

Exercises

These exercises can be done together during conversation lessons or as homework.

Exercise 1: Reorder sentences

Instruction: Make correct sentences and translate.

Show answers
1.
je? | gaat | het | met | Goedemorgen, | hoe
Goedemorgen, hoe gaat het met je?
(Good morning, how are you?)
2.
Leuk je | ben Anna. | te ontmoeten! | Aangenaam, ik
Aangenaam, ik ben Anna. Leuk je te ontmoeten!
(Nice to meet you, I am Anna. Nice to meet you!)
3.
dat alstublieft | Kun je | keer herhalen? | nog een
Kun je dat alstublieft nog een keer herhalen?
(Can you please repeat that once more?)
4.
morgen! | Wij gaan | straks naar | huis. Tot
Wij gaan straks naar huis. Tot morgen!
(We are going home later. See you tomorrow!)
5.
huiswerk? | over het | Heeft hij | een vraag
Heeft hij een vraag over het huiswerk?
(Does he have a question about the homework?)
6.
tot | en | Dank | ziens! | wel | je
Dank je wel en tot ziens!
(Thank you very much and goodbye!)

Exercise 2: Match a word

Instruction: Match the translations

Goedemiddag, hoe gaat het met je? (Good afternoon, how are you?)
Ik ben blij dat we elkaar ontmoeten. (I am happy that we meet.)
Tot straks, ik zie je over een uur. (See you later, I will see you in an hour.)
Hij zegt altijd goedenavond als hij thuiskomt. (He always says good evening when he comes home.)

Exercise 3: Cluster the words

Instruction: Group the words into two categories: words you use to greet someone and words you use to say goodbye.

Begroetingen

Afscheid nemen

Exercise 4: Translate and use in a sentence

Instruction: Pick a word, translated and use the word in a sentence or dialogue.

1

Zijn


To be

2

Tot ziens


Goodbye

3

Goedemorgen


Good morning

4

Hebben


Have

5

Tot morgen


See you tomorrow

Oefening 5: Conversation exercise

Instructie:

  1. Gebruik de juiste begroeting in elke situatie en begin een praatje. (Use the correct greeting in each situation and start a small talk.)

Teaching guidelines +/- 10 minutes

Example phrases:

Goedemorgen!

Good morning!

Goedemiddag!

Good afternoon!

Goedenavond!

Good evening!

Hoe gaat het met je?

How are you?

Prima. En met jou?

Fine. And you?

Tot ziens!

See you later!

Sorry, kun je het herhalen alsjeblieft?

Sorry, can you repeat, please?

Ik begrijp het niet.

I don’t understand.

Kunt u dat spellen?

Could you spell that?

Aangenaam kennis te maken.

Nice to meet you.

...

Exercise 6: Dialogue Cards

Instruction: Select a situation and practice the conversation with your teacher or fellow students.

Exercise 7: Multiple Choice

Instruction: Choose the correct solution

1. Ik ___ blij je te ontmoeten.

(I ___ glad to meet you.)

2. Jij ___ een interessante baan.

(You ___ an interesting job.)

3. Hij ___ mijn collega hier.

(He ___ my colleague here.)

4. Wij ___ om half negen een afspraak.

(We ___ an appointment at half past eight.)

Exercise 8: A first meeting and farewell

Instruction:

Vandaag (Zijn - Onvoltooid tegenwoordige tijd) ik op het werk. Mijn collega Peter (Zijn - Onvoltooid tegenwoordige tijd) er ook. Wij (Hebben - Onvoltooid tegenwoordige tijd) een belangrijk gesprek. Ik (Zeggen - Onvoltooid tegenwoordige tijd) : "Goedemiddag! Leuk je te ontmoeten!". Hij (Antwoorden - Onvoltooid tegenwoordige tijd) : "Goedemiddag! Ik (Zijn - Onvoltooid tegenwoordige tijd) blij dat we samenwerken." Na het gesprek (Zijn - Onvoltooid tegenwoordige tijd) wij tevreden. Jij en ik (Hebben - Onvoltooid tegenwoordige tijd) nog veel te doen. Tot straks!


Today am (To be - Present tense) I at work. My colleague Peter is (To be - Present tense) there too. We have (To have - Present tense) an important conversation. I say : "Good afternoon! Nice to meet you!". He answers : "Good afternoon! I am (To be - Present tense) happy that we are working together." After the conversation we are (To be - Present tense) satisfied. You and I have (To have - Present tense) still a lot to do. See you later!

Verb Tables

Zijn - To be

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik ben
  • jij bent
  • hij/zij/het is
  • wij zijn
  • jullie zijn
  • zij zijn

Hebben - To have

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb
  • jij hebt
  • hij/zij/het heeft
  • wij hebben
  • jullie hebben
  • zij hebben

Zeggen - To say

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik zeg
  • jij zegt
  • hij/zij/het zegt
  • wij zeggen
  • jullie zeggen
  • zij zeggen

Antwoorden - To answer

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik antwoord
  • jij antwoordt
  • hij/zij/het antwoordt
  • wij antwoorden
  • jullie antwoorden
  • zij antwoorden

Exercise 9: Persoonlijke voornaamwoorden (ik, jij, hij,…)

Instruction: Fill in the correct word.

Grammar: Personal pronouns (ik, jij, hij,...)

Show translation Show answers

Het, Zij, Ik, Jullie, Jij, Wij, U

1.
... gaan naar de markt.
(We are going to the market.)
2.
... is tijd om te gaan.
(It is time to go.)
3.
... bent meneer Jansen, toch?
(You are Mr Jansen, aren't you?)
4.
... woon in Amsterdam.
(I live in Amsterdam.)
5.
... woont in Rotterdam.
(She lives in Rotterdam.)
6.
... leren Nederlands.
(You are learning Dutch.)
7.
... zijn mijn vrienden.
(They are my friends.)
8.
... spreekt Nederlands.
(You speak Dutch.)

Grammar

It's not the most exciting thing, we admit, but it’s absolutely essential (and we promise it'll pay off)!

A1.1.2 Grammatica

Persoonlijke voornaamwoorden (ik, jij, hij,…)

Personal pronouns (ik, jij, hij,...)


Verb conjugation tables for this lesson

Zijn to be

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Dutch English
(ik) ben I am
(jij) bent / ben you are
(hij/zij/het) is he/she/it is
(wij) zijn we are
(jullie) zijn you are
(zij) zijn they are

Exercises and examples phrases

Hebben have

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Dutch English
(ik) heb I have
(jij) hebt/heb you have/have
(hij/zij/het) heeft he/she/it has
(wij) hebben we have
(jullie) hebben you have
(zij) hebben they have

Exercises and examples phrases

Don't see progress when learning on your own? Study this material with a certified teacher!

Do you want to practice Dutch today? That is possible! Just contact one of our teachers today.

Enroll now!

Introduction to Greetings and Farewells in Dutch

This lesson covers essential Dutch phrases and vocabulary for greeting others and saying goodbye. It focuses on everyday polite expressions used in social and professional settings. You will learn common greetings such as Hallo, Goedemorgen, and farewells like Tot ziens and Tot straks. The lesson also introduces personal pronouns (ik, jij, hij, zij, wij) to help you form basic sentences.

Understanding these expressions is fundamental for initiating conversations, making introductions, and ending interactions politely in Dutch.

Key Vocabulary: Greetings and Farewells

Greetings

  • Hallo – Hello
  • Goedemorgen – Good morning
  • Goedemiddag – Good afternoon
  • Goedenavond – Good evening
  • Goedendag – Good day
  • Aangenaam – Pleased to meet you

Farewells

  • Tot ziens – Goodbye (until we see each other again)
  • Tot straks – See you later (the same day)
  • Tot morgen – See you tomorrow

Personal Pronouns and Verb Usage

Learn the personal pronouns ik (I), jij (you), hij (he), zij (she/they), and wij (we) to build simple sentences.
Example: Ik ben blij je te ontmoeten. (I am happy to meet you.)

Verb conjugations used in this lesson are mostly in the present tense. Key verbs include zijn (to be) and hebben (to have), essential for expressing states and possession.

Dialogues for Practice

The lesson offers practical dialogues like meeting a colleague at the coffee machine or greeting a new coworker, focusing on using greetings, introductions, and polite farewells.

Useful Phrases

  • Hallo, hoe gaat het met je? — Hello, how are you?
  • Aangenaam, ik ben Jan. Leuk je te ontmoeten! — Pleased to meet you, I’m Jan.
  • Goedemorgen, heeft u een moment? — Good morning, do you have a moment?
  • Tot straks, we spreken elkaar straks nog. — See you later, we will talk again soon.

Language Differences: Dutch vs English

In Dutch, polite forms such as u (formal you) are commonly used in greeting new people or in professional contexts, unlike English where "you" covers both formal and informal. The structure of greetings is often more formal, with phrases like Aangenaam translating as "pleased to meet you" which is shorter and more casual in English as "nice to meet you." Personal pronouns are used explicitly in Dutch sentences, whereas in English sometimes they can be omitted in informal speech. Also, Dutch uses specific farewell words depending on the expected time of meeting again, such as Tot straks (see you later today) and Tot morgen (see you tomorrow).

These lessons would not be possible without our amazing partners🙏