Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Leer het verschil tussen de Duitse werkwoorden 'mögen' en 'gefallen'. Ontdek hun grammatica, gebruik en praktische voorbeelden om correct en natuurlijk Duits te spreken. Begrijp hoe deze woorden in betekenis en stijl verschillen en oefen met zinnen die frequent in dagelijkse gesprekken voorkomen. Deze les richt zich op A1-niveau en helpt je om je uitdrukkingen te verbeteren met concrete voorbeelden en duidelijke uitleg.
  1. „Mögen“ gebruik je als je iets actief goed vindt of wilt.
  2. „Gefallen“ beschrijft hoe iets op je overkomt.
Merkmal (kenmerk)Wortart (woordsoort)Grammatik (Grammatica)Satzbau (Zinsopbouw)Sprachregister (Taalregister)
mögen Vollverb (volledig werkwoord)Subjekt = Person (Onderwerp = persoon)

Ich mag den Film.

Ich mag die blauen Schuhe

Neutral, alltäglich (Neutraal, alledaags)
gefallenVerb mit Dativ (Werkwoord met datief)Subjekt = Sache, Person im Dativ (Onderwerp = zaak, persoon in de datief)

Der Film gefällt mir.

Die blauen Schuhe gefallen mir.

Etwas formeller, höflicher (Iets formeel, beleefder)

Oefening 1: Gefallen oder Mögen?

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

gefallen, mag, gefällt, mögen

1.
Das neue weiße Sofa ... uns sehr.
(De nieuwe witte bank bevalt ons erg goed.)
2.
Gefallen dir die gelben Schuhe? – Nein, ich ... sie nicht.
(Vind je de gele schoenen leuk? – Nee, ik mag ze niet.)
3.
Ich ... die das lila Kleid.
(Ik vind die paarse jurk leuk.)
4.
Wir ... grüne Äpfel lieber als rote.
(Wij houden meer van groene appels dan van rode.)
5.
Die Farben Weiß und Grau ... ihnen – sie sind elegant.
(De kleuren wit en grijs bevallen hen – ze zijn elegant.)
6.
Magst du das grüne Fahrrad? – Nein, mir ... das schwarze besser.
(Vind je de groene fiets leuk? – Nee, ik vind de zwarte beter.)
7.
Die grauen Schuhe ... mir gut – ich nehme sie!
(De grijze schoenen bevallen me goed – ik neem ze!)
8.
Die Kinder ... buntes Eis am liebsten.
(De kinderen houden het meest van gekleurd ijs.)

Oefening 2: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Mir ____ das grüne Hemd sehr gut.

(Mij ____ het groene overhemd heel goed.)

2. Dir ____ die bunten Socken nicht.

(Jou ____ de bonte sokken niet.)

3. Ihm ____ der schwarze Mantel nicht.

(Hem ____ de zwarte mantel niet.)

4. Uns ____ die gelben T-Shirts sehr.

(Ons ____ de gele T-shirts erg.)

5. Euch ____ die rote Tasche nicht.

(Jullie ____ de rode tas niet.)

6. Ihnen ____ die weißen Schuhe sehr gut.

(Hen ____ de witte schoenen heel goed.)

Verstaan van 'mögen' en 'gefallen' in het Duits

In deze les leer je het verschil tussen de Duitse werkwoorden mögen en gefallen. Hoewel beide woorden vaak hetzelfde betekenen in het Nederlands, namelijk iets leuk vinden, verschillen ze grammaticaal en in gebruik.

Basiskenmerken van 'mögen' en 'gefallen'

  • Mögen is een zelfstandig werkwoord waarbij het onderwerp een persoon is. Bijvoorbeeld: Ich mag den Film.
  • Gefallen wordt gebruikt met een datiefobject (aan wie iets bevalt) en het onderwerp is meestal een ding. Bijvoorbeeld: Der Film gefällt mir.

Verschillen in stijl en structuur

Mögen wordt vaak in informele, alledaagse situaties gebruikt en drukt uit dat je iets actief leuk vindt of wilt. Gefallen klinkt iets formeler en beleefder en beschrijft hoe iets op jou overkomt.

Grammatica en voorbeelden

Mögen: Het onderwerp is de persoon die iets leuk vindt. Voorbeeldzinnen zijn: Ich mag die blauen Schuhe.
Gefallen: Het onderwerp is het ding dat bevalt, en het datief geeft de persoon aan die het leuk vindt, zoals Die blauen Schuhe gefallen mir.

Praktische toepassing

Het is belangrijk om de juiste werkwoordsvorm en zinsopbouw te gebruiken om jezelf duidelijk uit te drukken in het Duits. Door te oefenen met zinnen als Mir gefällt das grüne Hemd sehr gut of Dir gefallen die bunten Socken nicht, leer je de correcte toepassing van deze woorden.

Over de verschillen tussen Duits en Nederlands

In het Nederlands gebruiken we vaak één werkwoord, zoals 'leuk vinden', maar in het Duits is het onderscheid duidelijker en grammaticaal belangrijk. 'Mögen' staat dichter bij 'houden van' of 'leuk vinden', terwijl 'gefallen' meer betekent 'aantrekkelijk zijn voor iemand'. Een praktische Nederlandse vergelijking is dat 'mögen' gelijkstaat aan 'ik vind leuk', en 'gefallen' aan 'waren bevallen aan mij'. Het is nuttig om beide werkwoorden te herkennen en correct toe te passen, vooral omdat ze verschillende grammaticale structuren vereisen, wat in het Nederlands niet zo strikt is.

Geschreven door

Deze inhoud is ontworpen en beoordeeld door het coLanguage pedagogisch team. Over coLanguage

Profile Picture

Sophie Schmidt

Internationaal administratief management

Würzburger Dolmetscherschule

University_Logo

Laatst bijgewerkt:

dinsdag, 15/07/2025 04:42