Leer hoe Duitse naamwoorden en lidwoorden veranderen in de datief, de derde naamval. Deze les behandelt het gebruik van bepaalde en onbepaalde lidwoorden in de datief, belangrijke regels voor mannelijk, vrouwelijk, onzijdig en meervoud, en voorbeeldzinnen die het concept verduidelijken. Ook lees je over de verschillen tussen het gebruik van indirecte objecten in het Duits en Nederlands, met praktische tips voor het leren van deze grammaticale structuur.
- In de datief vraag je naar wem.
- In het meervoud wordt bij de zelfstandige naamwoorden in de datief een „-n“ toegevoegd, tenzij het zelfstandig naamwoord in het meervoud al eindigt op „-n“ of „-s“.
Genus / Numerus (Geslacht / Getal) | Bestimmter Artikel (bepaald lidwoord ) | Unbestimmter Artikel (Onbepaald lidwoord ) | Beispiel (Voorbeeld) |
Maskulin (Mannelijk) | dem | einem | Ich gebe dem (einem) Mann das Buch. |
Feminin (Feminin) | der | einer | Ich gebe der (einer) Frau den Schlüssel |
Neutrum (Neutrum) | dem | einem | Ich gebe dem (einem) Kind das Spielzeug. |
Plural (Meervoud) | den | – (kein Artikel) (– (geen lidwoord)) | Ich gebe (den) Kindern keinen Zucker. |
Oefening 1: Nomen und Artikel - Dativ
Instructie: Vul het juiste woord in.
den, einer, einem, der, dem
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Ich gebe ___ Mann das Buch.
(Ik geef ___ man het boek.)2. Sie hilft ___ Frau bei den Einkäufen.
(Ze helpt ___ vrouw met de boodschappen.)3. Wir geben ___ Kind das Spielzeug.
(We geven ___ kind het speelgoed.)4. Ich schenke ___ Kindern einen Ball.
(Ik geef ___ kinderen een bal cadeau.)5. Am Montag gebe ich ___ Kollegen die Dokumente.
(Op maandag geef ik ___ collega de documenten.)6. Im Januar schicke ich ___ Freundin eine Karte.
(In januari stuur ik ___ vriendin een kaart.)