Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Leer in deze les hoe je de indirecte rede (discours indirect) in het Frans gebruikt met voorbeelden zoals "Il dit qu'il va faire de la guitare." Ontdek belangrijke regels over het gebruik van 'que', 'qu'', 'de' en 'd'' en vergelijk dit met het Nederlands. Ideaal voor A1-leerders om dagelijkse gesprekken beter te begrijpen en te rapporteren.
  1. Als men "de" in de passieve vorm gebruikt, staat het werkwoord dat volgt in de infinitief.
Discours direct (Directe rede)Discours indirect (Indirecte rede)
Paul : "Je vais faire de la guitare." (Hij zegt dat hij gitaar gaat spelen.)Il dit qu'il va faire de la guitare. (Hij zegt dat hij gitaar gaat spelen.)
Marie : "J'aime beaucoup l'art" (Ze zegt dat ze erg van kunst houdt.)Elle dit qu'elle aime beaucoup l'art. (Ze zegt dat ze heel erg van kunst houdt.)
Tom : "Regardez là-bas !" (Hij zegt te kijken daar.)Il dit de regarder là-bas. (Hij zegt te kijken daar.)
Léa : "Mon train est en retard." (Ze zegt dat haar trein vertraging heeft.)Elle dit que son train est en retard. (Ze zegt dat haar trein te laat is.)

Uitzonderingen!

  1. "Que" wordt "qu'" wanneer het gevolgd wordt door een klinker of een stomme h.
  2. "De" wordt "d'" wanneer het gevolgd wordt door een klinker of een stomme h.

Oefening 1: Le discours indirect : Il dit que...

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

dit que, dit de, dit qu', dit d'

1.
Tom : "Je peins des tableaux." Tom ...il peint des tableaux.
(Tom: "Ik schilder schilderijen." Tom zegt dat hij schilderijen schildert.)
2.
Louis : "Je vois le musicien." Louis ...il voit le musicien.
(Louis: "Ik zie de muzikant." Louis zegt dat hij de muzikant ziet.)
3.
Manon : "Je vais au musée avec Paul demain." Elle ...elle va au musée avec Paul demain.
(Manon zegt dat ze morgen met Paul naar het museum gaat.)
4.
Louis : "Ne courez pas!" Louis ... ne pas courir.
(Louis: "Ren niet!" Louis zegt dat hij niet moet rennen.)
5.
Léa : "Le musée est intéressant." Léa ... le musée est intéressant.
(Léa: "Het museum is interessant." Léa zegt dat het museum interessant is.)
6.
Louis : "Écoutez la musique!" Louis ...écouter la musique.
(Louis: "Luister naar de muziek!" Louis zegt te luisteren naar de muziek.)
7.
Paul : "Essayez de peindre." Paul ...essayer de peindre.
(Paul: "Probeer te schilderen." Paul zegt te proberen te schilderen.)
8.
Léa : "Je rentre à deux heures et je pars à cinq heures." Léa ...elle rentre à deux heure et *qu'**elle part à cinq heures.
(Léa: "Ik kom om twee uur thuis en ik vertrek om vijf uur." Léa zegt dat ze om twee uur thuiskomt en *dat **ze om vijf uur vertrekt.)

Oefening 2: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Il dit ___ aimer chanter une chanson au musée.

(Hij zegt ___ graag een lied te zingen in het museum.)

2. Elle dit ___ écouter le violon pendant l'exposition.

(Ze zegt ___ naar de viool te luisteren tijdens de tentoonstelling.)

3. Le chanteur dit ___ arriver à l'heure pour le concert.

(De zanger zegt ___ op tijd te komen voor het concert.)

4. Ils disent ___ visiter le musée demain.

(Ze zeggen ___ morgen het museum te bezoeken.)

5. Elle dit ___ admirer les tableaux dans la salle.

(Ze zegt ___ de schilderijen in de zaal te bewonderen.)

6. Il dit ___ jouer du piano dans l'exposition musicale.

(Hij zegt ___ piano te spelen op de muziekexpositie.)

Introductie tot de indirecte rede: Il dit que...

In deze les leer je hoe je de discours indirect (indirecte rede) in het Frans gebruikt. Dit is een belangrijke grammaticale constructie waarmee je kunt rapporteren wat iemand heeft gezegd, zonder de exacte woorden te citeren (zoals bij de directe rede). De thema's die aan bod komen zijn hoe je zinnen aanpast bij het overschakelen van direct naar indirect spreken, vooral hoe werkwoorden en aanwijzende woorden veranderen.

Wat is discours indirect?

De discours indirect stelt je in staat om uitspraken te verwerken in een zin zonder aanhalingstekens. Bijvoorbeeld, de directe uitspraak Paul : "Je vais faire de la guitare." wordt in de indirecte rede: Il dit qu'il va faire de la guitare.

Belangrijke regels en voorbeelden

  • Het voegwoord "que" verandert in "qu'" als het gevolgd wordt door een klinker of stomme h: Il dit qu'il aime...
  • Wanneer het werkwoord in de passieve vorm staat, wordt "de" gebruikt en het volgende werkwoord staat dan in de infinitief: Elle dit d'écouter...
  • Voorbeelden uit de tabel:
    • Marie zegt: "J'aime beaucoup l'art." → Elle dit qu'elle aime beaucoup l'art.
    • Tom zegt: "Regardez là-bas !" → Il dit de regarder là-bas.

Vergelijking met het Nederlands

In het Nederlands gebruiken we ook een indirecte rede, bijvoorbeeld: Hij zegt dat hij gitaar gaat spelen. Net als in het Frans verandert de structuur: de woorden binnen de aanhalingstekens verdwijnen en de persoonsvorm kan veranderen. Een verschil is dat het Nederlands meestal het voegwoord dat gebruikt zonder klinkerafwijkingen zoals qu' in het Frans. Ook gebruiken we niet vaak een equivalent van het Franse de + infinitief, maar meestal een dat-zin of een hele zin met ander werkwoordstijd.

Enkele nuttige Franse woorden voor deze les zijn: dit (zegt), que/qu' (dat), de/d' (van/om te), en werkwoorden als aimer (houden van), regarder (kijken), faire (doen/maken).

Geschreven door

Deze inhoud is ontworpen en beoordeeld door het coLanguage pedagogisch team. Over coLanguage

Profile Picture

Azéline Perrin

bacheloropleiding in toegepaste vreemde talen

Université de Lorraine

University_Logo

Laatst bijgewerkt:

donderdag, 29/05/2025 16:02