A1.13: Telling the time and reading the clock

De tijd vertellen en de klok lezen

Learn to tell time in Dutch with practical phrases like "Hoe laat is het?" (What time is it?) and expressions such as "kwart over drie" (quarter past three) and "half acht" (half past seven). This lesson focuses on clock-related vocabulary and daily time expressions for clear communication.

Listening & reading materials

Practice vocabulary in context with real materials.

A1.13.1 Dialoog

Weekorganisatie

Week Organisation


Vocabulary (20)

 Het kwartier: The quarter (Dutch)

Het kwartier

Show

The quarter Show

 Laat: late (Dutch)

Laat

Show

Late Show

 De minuut: The minute (Dutch)

De minuut

Show

The minute Show

 De tijd: The time (Dutch)

De tijd

Show

The time Show

 Het uur: The hour (Dutch)

Het uur

Show

The hour Show

 Vroeg: early (Dutch)

Vroeg

Show

Early Show

 Stipt: exact (Dutch)

Stipt

Show

Exact Show

 Half drie: Half past two (Dutch)

Half drie

Show

Half past two Show

 Kwart over: quarter past (Dutch)

Kwart over

Show

Quarter past Show

 Kwart voor: quarter to (Dutch)

Kwart voor

Show

Quarter to Show

 De middag: The afternoon (Dutch)

De middag

Show

The afternoon Show

 Middernacht: midnight (Dutch)

Middernacht

Show

Midnight Show

 Het is één uur.: It is one o'clock. (Dutch)

Het is één uur.

Show

It is one o'clock. Show

 Het is...: It is... (Dutch)

Het is...

Show

It is... Show

 Hoe laat is het?: What time is it? (Dutch)

Hoe laat is het?

Show

What time is it? Show

 Vijf over: five past (Dutch)

Vijf over

Show

Five past Show

 Vijf voor: five to (Dutch)

Vijf voor

Show

Five to Show

 Het moment: the moment (Dutch)

Het moment

Show

The moment Show

 Aankomen (arrive) - Verb conjugation and exercises

Aankomen

Show

Arrive Show

 Vertrekken (to leave) - Verb conjugation and exercises

Vertrekken

Show

To leave Show

Exercises

These exercises can be done together during conversation lessons or as homework.

Exercise 1: Reorder sentences

Instruction: Make correct sentences and translate.

Show answers
1.
het? | is | laat | Hoe
Hoe laat is het?
(What time is it?)
2.
drie. | kwart | Het | over | is
Het is kwart over drie.
(It is quarter past three.)
3.
om | De | vertrekt | acht. | trein | half
De trein vertrekt om half acht.
(The train leaves at half past seven.)
4.
voor twaalf | Ik kom | aan. | om vijf
Ik kom om vijf voor twaalf aan.
(I arrive at five to twelve.)
5.
tien over | laat. | Het is | zijn te | twee, we
Het is tien over twee, we zijn te laat.
(It is ten past two, we are late.)
6.
zeggen hoe | laat het | is, alstublieft? | Kunt u
Kunt u zeggen hoe laat het is, alstublieft?
(Can you please tell me what time it is?)

Exercise 2: Match a word

Instruction: Match the translations

Hoe laat is het als de klok wijst op half acht? (What time is it when the clock shows half past seven?)
Het is kwart voor vijf, dus we moeten straks vertrekken. (It is quarter to five, so we have to leave soon.)
De trein komt om vier uur aan, dat is stipt op tijd. (The train arrives at four o'clock, that is right on time.)
Ik kijk op de klok: het is vijf over twaalf, tijd voor de lunch. (I look at the clock: it is five past twelve, time for lunch.)

Exercise 3: Cluster the words

Instruction: Divide the words into two groups: words with which you tell the time on the clock and words that indicate moments or periods of the day.

Tijdsaanduidingen op de klok

Momenten of periodes van de dag

Exercise 4: Translate and use in a sentence

Instruction: Pick a word, translated and use the word in a sentence or dialogue.

1

Het is één uur.


It is one o'clock.

2

Aankomen


Arrive

3

Het uur


The hour

4

Het moment


The moment

5

Hoe laat is het?


What time is it?

Oefening 5: Conversation exercise

Instructie:

  1. What time is it in the pictures? (What time is it in the pictures?)
  2. What time is it right now? (What time is it right now?)

Teaching guidelines +/- 10 minutes

Example phrases:

Het is half 4.

It's half past 3.

Het is vier uur in de middag.

It is four o'clock in the afternoon.

Het is kwart voor twaalf.

It's a quarter to twelve.

Het is tien over vijf.

It is ten after five.

Het is kwart over tien in de ochtend.

It's quarter past ten in the morning.

Het is één uur 's nachts.

It is one o'clock at night.

...

Exercise 6: Dialogue Cards

Instruction: Select a situation and practice the conversation with your teacher or fellow students.

Exercise 7: Multiple Choice

Instruction: Choose the correct solution

1. Ik ____ elke ochtend om acht uur naar mijn werk.

(I ____ every morning at eight o'clock for my work.)

2. Je ____ altijd te laat aan om kwart over negen.

(You ____ always arrive late at quarter past nine.)

3. We ____ stipt om half tien om naar de vergadering te gaan.

(We ____ promptly at half past nine to go to the meeting.)

4. Hij ____ meestal laat aan na zijn werkdag.

(He ____ usually arrives late after his workday.)

Exercise 8: What time does the train leave?

Instruction:

Elke ochtend (Vertrekken - Onvoltooid tegenwoordige tijd) ik om half acht van huis. Mijn collega (Vertrekken - Onvoltooid tegenwoordige tijd) ook bijna tegelijk. We (Aankomen - Onvoltooid tegenwoordige tijd) meestal te laat op kantoor als de trein (Vertrekken - Onvoltooid tegenwoordige tijd) te laat. Vandaag (Aankomen - Onvoltooid tegenwoordige tijd) ik precies om tien voor acht aan bij het station. De trein (Vertrekken - Onvoltooid tegenwoordige tijd) stipt om half acht, maar ik (Vertrekken - Onvoltooid tegenwoordige tijd) altijd ruim op tijd om niet te hoeven (No hint) .


Every morning leave I leave the house at half past seven. My colleague leaves almost at the same time. We usually arrive late at the office if the train leaves late. Today I arrive exactly at ten to eight at the station. The train leaves promptly at half past seven, but I always leave well on time so I don't have to rush .

Verb Tables

Vertrekken - Leave

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik vertrek
  • jij/u vertrekt
  • hij/zij/het vertrekt
  • wij vertrekken
  • jullie vertrekken
  • zij vertrekken

Aankomen - Arrive

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik kom aan
  • jij/u komt aan
  • hij/zij/het komt aan
  • wij komen aan
  • jullie komen aan
  • zij komen aan

Exercise 9: Hoe zeg je de tijd?

Instruction: Fill in the correct word.

Grammar: How do you tell the time?

Show translation Show answers

half drie, vijf voor twaalf, kwart voor vijf, tien over twee, vier uur, tien voor vier, half acht

1. 14:10:
De afspraak is om ... in de middag.
(The appointment is at ten past two in the afternoon.)
2. 16:00:
Het is ... en de les is afgelopen.
(It is four o'clock and the lesson is over.)
3. 16:45:
Om ... begint de film.
(The film starts at quarter to five.)
4. 11:55:
Het is nu ..., bijna tijd voor lunch.
(It is now five to twelve, almost time for lunch.)
5. 15:50:
Mijn vlucht vertrekt om ....
(My flight leaves at ten to four.)
6. 14:30:
We vertrekken om ... naar het feest.
(We are leaving at half past two for the party.)
7. 7:30:
De trein vertrekt om ... 's ochtends.
(The train departs at half past seven in the morning.)

Grammar

It's not the most exciting thing, we admit, but it’s absolutely essential (and we promise it'll pay off)!

A1.13.2 Grammatica

Hoe zeg je de tijd?

How do you tell the time?


Verb conjugation tables for this lesson

Vertrekken to leave

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Dutch English
(ik) vertrek I leave
(jij) vertrekt/je vertrekt you leave
(hij/zij/het) vertrekt he/she/it leaves
(wij) vertrekken we leave
(jullie) vertrekken you leave
(zij) vertrekken they leave

Exercises and examples phrases

Aankomen arrive

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Dutch English
(ik) kom aan I arrive
(jij) komt aan/kom aan you arrive/arrive
(hij/zij/het) komt aan he/she/it arrives
(wij) komen aan we arrive
(jullie) komen aan you arrive
(zij) komen aan they arrive

Exercises and examples phrases

Don't see progress when learning on your own? Study this material with a certified teacher!

Do you want to practice Dutch today? That is possible! Just contact one of our teachers today.

Enroll now!

Learning to Tell Time in Dutch

This lesson introduces you to expressing time and reading the clock in Dutch, aimed at A1 beginners. You'll learn how to ask for the time, tell the time using common phrases, and understand key vocabulary related to time and everyday situations.

Key Concepts

The lesson teaches you how to say the time using specific Dutch expressions like "Het is kwart over drie" (It is a quarter past three) and "De trein vertrekt om half acht" (The train leaves at half past seven). You'll also find practical dialogues for different settings such as at work, at the hairdresser, and at the train station.

Important Time Expressions

  • Tijdsaanduidingen op de klok (Time indications on the clock):
    Het is één uur, Half acht, Kwart over, Tien voor vier, Vijf over
  • Momenten of periodes van de dag (Times or periods of the day):
    De middag (the afternoon), Middernacht (midnight), Het moment (the moment), De minuut (the minute)

Practical Example Sentences

  • Hoe laat is het? (What time is it?)
  • Het is kwart over drie. (It is quarter past three.)
  • De trein vertrekt om half acht. (The train leaves at half past seven.)
  • Ik kom om vijf voor twaalf aan. (I arrive at five to twelve.)
  • Het is tien over twee, we zijn te laat. (It is ten past two, we are late.)

Verb Practice

The lesson also focuses on verb conjugation related to daily activities such as departures and arrivals. For example, vertrekken (to leave) and aankomen (to arrive) are practiced in the present tense with phrases like "Ik vertrek elke ochtend om acht uur naar mijn werk" (I leave for work every morning at eight o'clock).

Useful Language Notes

In Dutch, time is often expressed with increments like "kwart over" (quarter past), "half" (half past but literally meaning half to the next hour), and "kwart voor" (quarter to). This differs from English where "half past" always means thirty minutes after the hour. For example, "half acht" in Dutch means 7:30, not 8:30.

Common phrases to ask for and tell the time include:

  • Hoe laat is het? (What time is it?)
  • Kunt u zeggen hoe laat het is, alstublieft? (Could you please tell me the time?)

Contextual Dialogues

Practice common dialogues in real-life contexts, like during work breaks, confirming hairdresser appointments, or checking train departure times. These dialogues help you get accustomed to everyday usage and improve your conversational skills.

These lessons would not be possible without our amazing partners🙏