A2.1: Holiday plans

Vakantieplannen

This A2 Dutch lesson on 'Holiday plans' focuses on useful verbs like 'laten' (to let), '(om) te' (to), and the progressive form 'aan het' to discuss planning vacations, transportation, and popular destinations such as Texel and Giethoorn.

Listening & reading materials

Practice vocabulary in context with real materials.

A2.1.1 Dialoog

Vakantieplannen in Zoutelande

Holiday plans in Zoutelande


Vocabulary (16)

 Bezoeken (to visit) - Verb conjugation and exercises

Bezoeken

Show

To visit Show

 Reizen (to travel) - Verb conjugation and exercises

Reizen

Show

To travel Show

 Goede reis: Have a good trip (Dutch)

Goede reis

Show

Have a good trip Show

 Het plan: The plan (Dutch)

Het plan

Show

The plan Show

 Van plan zijn: To be planning (Dutch)

Van plan zijn

Show

To be planning Show

 De reis: The trip (Dutch)

De reis

Show

The trip Show

 Op vakantie gaan: To go on holiday (Dutch)

Op vakantie gaan

Show

To go on holiday Show

 Ontspannen: relaxed (Dutch)

Ontspannen

Show

Relaxed Show

 De toerist: The tourist (Dutch)

De toerist

Show

The tourist Show

 De vlucht: The flight (Dutch)

De vlucht

Show

The flight Show

 Het reisbureau: The travel agency (Dutch)

Het reisbureau

Show

The travel agency Show

 De zee: The sea (Dutch)

De zee

Show

The sea Show

 Het strand: The beach (Dutch)

Het strand

Show

The beach Show

 Het eiland: The island (Dutch)

Het eiland

Show

The island Show

 De excursie: The trip (Dutch)

De excursie

Show

The trip Show

 De reisleider: The tour guide (Dutch)

De reisleider

Show

The tour guide Show

Exercises

These exercises can be done together during conversation lessons or as homework.

Exercise 1: Translate and use in a sentence

Instruction: Pick a word, translated and use the word in a sentence or dialogue.

1

De vlucht


The flight

2

Reizen


To travel

3

De zee


The sea

4

Het plan


The plan

5

Goede reis


Have a good trip

Oefening 2: Conversation exercise

Instructie:

  1. What holiday type do you see in each picture? (What holiday type do you see in each picture?)
  2. What transportation are you going to use to travel and why? (What transportation are you going to use to travel and why? )
  3. How long will your next holiday be? (How long will your next holiday be?)

Teaching guidelines +/- 10 minutes

Example phrases:

Ik ga naar Italië voor een stedentrip.

I am going to Italy for a city trip.

Ik ga met mijn familie kamperen in de bergen.

I am going camping with my family in the mountains.

Ik reis met de trein in plaats van met het vliegtuig te gaan.

I will travel by train instead of taking the plane.

Ik ga naar Mallorca om musea te bezoeken.

I am going to Mallorca to visit museums.

We nemen de camper mee op een familietocht.

We’re taking the motorhome on a family journey.

Ik reis zes maanden rond de wereld.

I’m travelling around the world for six months.

We gaan naar een strandresort in Tunesië.

We are going to a beach resort in Tunisia.

Ik ga in mei op een cruise.

I am going on a cruise in May.

...

Exercise 3: Dialogue Cards

Instruction: Select a situation and practice the conversation with your teacher or fellow students.

Exercise 4: Multiple Choice

Instruction: Choose the correct solution

1. Ik ben aan het plannen om een eiland te ________ tijdens mijn vakantie.

(I am planning to ________ an island during my vacation.)

2. We laten de reisleider de excursie ________ aan de toeristen.

(We let the tour guide ________ the excursion to the tourists.)

3. Ik reis elke zomer naar het strand om ________ ontspannen.

(I travel to the beach every summer to ________ relax.)

4. Riet is aan het ________ voor de vakantie, zodat ze niet te laat is.

(Riet is ________ for the vacation so that she is not late.)

Exercise 5: Holiday plans of Jan and his family

Instruction:

Jan (Reizen - OTT) volgende week met zijn gezin naar Texel. Ze zijn bezig met plannen om het eiland goed te verkennen. Vorig jaar (Bezoeken - VTT) ze Ameland (Laten - OTT) . Deze keer wil Jan zijn kinderen laten zien hoe mooi de zee is en samen de excursie naar de vuurtoren meemaken. Mijn vrouw en ik (Laten - OTT) de reis meestal door een reisbureau regelen zodat alles goed georganiseerd is. We (Zijn - OTT) altijd blij om even te ontspannen en van het strand te genieten. Jan zegt: "We (Gaan - OTT) op vakantie om quality time met elkaar door te brengen."


Jan travels (Travel - Present Simple) next week with his family to Texel. They are busy planning to explore the island well. Last year they have visited Ameland (Visit - Present Perfect) and they liked it very much. This time Jan wants to show his children how beautiful the sea is and experience the excursion to the lighthouse together. My wife and I usually let (Let - Present Simple) the trip be arranged by a travel agency so that everything is well organized. We are (Be - Present Simple) always happy to relax for a bit and enjoy the beach. Jan says: "We go (Go - Present Simple) on holiday to spend quality time together."

Verb Tables

Bezoeken - Visit

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT)

  • Ik heb bezocht
  • Jij hebt bezocht
  • Hij/zij/het heeft bezocht
  • Wij hebben bezocht
  • Jullie hebben bezocht
  • Zij hebben bezocht

Reizen - Travel

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

  • Ik reis
  • Jij reist
  • Hij/zij/het reist
  • Wij reizen
  • Jullie reizen
  • Zij reizen

Laten - Let

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

  • Ik laat
  • Jij laat
  • Hij/zij/het laat
  • Wij laten
  • Jullie laten
  • Zij laten

Zijn - Be

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

  • Ik ben
  • Jij bent
  • Hij/zij/het is
  • Wij zijn
  • Jullie zijn
  • Zij zijn

Gaan - Go

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

  • Ik ga
  • Jij gaat
  • Hij/zij/het gaat
  • Wij gaan
  • Jullie gaan
  • Zij gaan

Exercise 6: Werkwoorden met '(om) te', 'laten' en 'aan het'

Instruction: Fill in the correct word.

Grammar: Verbs with '(om) te', 'laten' and 'aan het'

Show translation Show answers

laat, te, om te, aan het, laten

1.
Hij besluit ... reizen met een lichte rugzak.
(He decides to travel with a light backpack.)
2.
We gebruiken de tijd ... ontspannen tijdens de reis.
(We use the time to relax during the journey.)
3.
Mijn ouders ... hun bagage dragen door een medewerker.
(My parents have their luggage carried by an employee.)
4.
Ik ben een brief ... schrijven over mijn vakantie.
(I am writing a letter about my holiday.)
5.
Piet ... zijn vlucht boeken door het reisbureau.
(Piet has his flight booked by the travel agency.)
6.
Ze zit op het strand ... lezen met haar zonnebril op.
(She is sitting on the beach reading with her sunglasses on.)
7.
Ze is een nieuwe bikini ... zoeken in de winkel.
(She is looking for a new bikini in the shop.)

Grammar

It's not the most exciting thing, we admit, but it’s absolutely essential (and we promise it'll pay off)!

A2.1.2 Grammatica

Werkwoorden met '(om) te', 'laten' en 'aan het'

Verbs with '(om) te', 'laten' and 'aan het'


Verb conjugation tables for this lesson

Bezoeken to visit

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT)

Dutch English
(ik) heb bezocht I have visited
(jij) hebt bezocht / hebt bezocht you have visited
(hij/zij/het) heeft bezocht He/she/it has visited
(wij) hebben bezocht we have visited
(jullie) hebben bezocht you have visited
(zij) hebben bezocht they have visited

Exercises and examples phrases

Reizen to travel

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Dutch English
(ik) reis I travel
(jij) reist you travel
(hij/zij/het) reist he/she/it travels
(wij) reizen we travel
(jullie) reizen you travel
(zij) reizen they travel

Exercises and examples phrases

Don't see progress when learning on your own? Study this material with a certified teacher!

Do you want to practice Dutch today? That is possible! Just contact one of our teachers today.

Enroll now!

Lesson Overview: Holiday Plans in Dutch

This lesson focuses on planning holidays and discussing travel arrangements in Dutch at the A2 level. You will learn practical vocabulary and expressions related to making holiday plans, transportation choices, and popular holiday destinations within the Netherlands.

Key Topics Covered

  • Verbs with '(om) te', 'laten', and 'aan het' expressions: Understanding and using these verb forms to talk about planning, arranging, and ongoing actions during holiday preparation.
  • Dialogue practice: Real-life conversations about summer vacation plans, transport options, and preferred destinations, allowing you to improve comprehension and speaking skills.
  • Popular Dutch holiday spots: Discussion of places like Texel, Giethoorn, and the Wadden Islands, including reasons for choosing these locations.

Important Vocabulary and Expressions

  • plannen maken — to make plans
  • aan het plannen zijn — to be planning (ongoing action)
  • laten — to let or have someone do something, e.g., ik laat het reisbureau de tickets boeken (I let the travel agency book the tickets)
  • om te + infinitive — to express purpose, e.g., om te ontspannen (to relax)
  • vervoer — transport or means of travel (auto, vliegtuig, trein, boot, bus)
  • vakantieplekken — holiday places or destinations

Verb Conjugations Highlighted in the Lesson

  • Bezoeken (to visit): Ik heb bezocht, Jij hebt bezocht, etc.
  • Reizen (to travel): Ik reis, Jij reist, etc.
  • Laten (to let/have): Ik laat, Jij laat, etc.
  • Zijn (to be): Ik ben, Jij bent, etc.
  • Gaan (to go): Ik ga, Jij gaat, etc.

Understanding Differences and Useful Phrases

In Dutch, the construction 'laten' followed by another verb is commonly used to express having someone else do something, similar to English expressions like "have someone do" or "let someone do". Example: Ik laat het reisbureau de tickets boeken (I have the travel agency book the tickets). This differs from English by requiring the infinitive without 'to' after laten.

The phrase 'aan het' plus the infinitive is used in Dutch to indicate an ongoing action (continuous tense), which English expresses with '-ing' forms. For example: Ik ben aan het plannen means "I am planning" right now.

Useful phrases:

  • Ik ben aan het plannen om een eiland te bezoeken. — I am planning to visit an island.
  • We laten de reisleider de excursie uitleggen aan de toeristen. — We let the tour guide explain the excursion to the tourists.
  • Ik reis elke zomer naar het strand om te ontspannen. — I travel to the beach every summer to relax.

These lessons would not be possible without our amazing partners🙏