In deze video doet een koppel nog één keer boodschappen, omdat ze binnenkort naar Amerika gaan.
In deze video doet een koppel nog één keer boodschappen, omdat ze binnenkort naar Amerika gaan.

Oefening 1: Woordbingo

Instructie: 1. Luister minimaal twee keer naar de video en geef de woorden aan die je hoort. 2. Gebruik de woorden om een gesprek te vormen met je docent (schrijf je gesprek op). 3. Memoriseer de woorden met de woordentrainer.

Woord
de zalm
duur
worst meenemen
de komkommer
de melk
kwark
roomkaas
spinazie met vis
het avondeten
in de aanbieding
afrekenen
een zak
drieëntachtig euro

Oefening 2: Dialoog

Instructie: 1. Lees de dialoog in tweetallen. 2. Memoriseer de zinnen door de vertaling af te dekken. 3. Dek de regels van één spreker af, geef alternatieve antwoorden met je leraar en schrijf ze op.

Een klant vraagt advies aan de winkelassistent.

1. Klant: Goedemiddag, kunt u mij helpen?
2. Winkelassistent: Ja, natuurlijk. Wat zoekt u?
3. Klant: Ik wil graag zalm en roomkaas. Waar zijn die?
4. Winkelassistent: De zalm ligt hier. De roomkaas vindt u daar, tussen de kwark en de kaas.
5. Klant: De zalm is duur, maar hij is vers. Ik neem hem mee. Bedankt.
6. Winkelassistent: Kan ik nog iets voor u doen?
7. Klant: Ja, ik zoek nog iets bij de vis.
8. Winkelassistent: Wilt u verse spinazie? Die is nu in de aanbieding.
9. Klant: Spinazie is gezond, maar ik houd er niet van. Waar kan ik betalen?
10. Winkelassistent: Hier, aan de linkerkant. Geen spinazie dus? Misschien een komkommer of een salade?
11. Klant: Nee, ik houd niet zo van gezond eten. Maar bedankt voor uw hulp!

Oefening 3: Vragen over de tekst

Instructie: Lees de bovenstaande tekst en kies het juiste antwoord.

1. Waar ligt de roomkaas volgens de winkelassistent?


2. Wat zegt de klant over de zalm?


3. Welke groente stelt de winkelassistent voor bij de vis?


4. Waarom wil de klant geen spinazie?


Oefening 4: Openingsvragen voor gesprekken

Instructie: Bespreek de volgende vragen met je leraar met behulp van de woordenschat uit deze les, en schrijf je antwoorden op.

  1. Wat koopt u meestal in de supermarkt voor het avondeten?
  2. Wat koopt u meestal in de supermarkt voor het avondeten?
  3. Wat vraagt u meestal aan een winkelmedewerker als u iets zoekt?
  4. Wat vraagt u meestal aan een winkelmedewerker als u iets zoekt?
  5. Noem een product dat goed past bij vis. Waarom vindt u dit product geschikt?
  6. Noem een product dat goed past bij vis. Waarom vindt u dit product geschikt?
  7. Hoe maakt u uw boodschappenlijst voor de week? Wat staat er dan meestal op?
  8. Hoe maakt u uw boodschappenlijst voor de week? Wat staat er dan meestal op?