A2.15: De regering en verkiezingen

De overheid en verkiezingen

Leer over het Nederlandse parlement, de rol van de regering en het belang van verkiezingen met praktijkgerichte gesprekken en oefeningen in de voltooid tegenwoordige tijd en onvoltooid verleden tijd. Deze les helpt je werkwoorden correct te vervoegen en politieke thema's op A2-niveau te begrijpen.

Woordenschat (18)

 De politiek: De politiek (Nederlands)

De politiek

Show

De politiek Show

 Het parlement: Het parlement (Nederlands)

Het parlement

Show

Het parlement Show

 De president: De president (Nederlands)

De president

Show

De president Show

 De koning: De koning (Nederlands)

De koning

Show

De koning Show

 De koningin: De koningin (Nederlands)

De koningin

Show

De koningin Show

 De regering: De regering (Nederlands)

De regering

Show

De regering Show

 De politieke partij: De politieke partij (Nederlands)

De politieke partij

Show

De politieke partij Show

 De rechter: De rechter (Nederlands)

De rechter

Show

De rechter Show

 De (eerste) minister: De (eerste) minister (Nederlands)

De (eerste) minister

Show

De (eerste) minister Show

 De periode: De periode (Nederlands)

De periode

Show

De periode Show

 De oorlog: De oorlog (Nederlands)

De oorlog

Show

De oorlog Show

 De prins: De prins (Nederlands)

De prins

Show

De prins Show

 De prinses: De prinses (Nederlands)

De prinses

Show

De prinses Show

 De verkiezingen: De verkiezingen (Nederlands)

De verkiezingen

Show

De verkiezingen Show

 Het leger: Het leger (Nederlands)

Het leger

Show

Het leger Show

 De Europese Unie: De Europese Unie (Nederlands)

De Europese Unie

Show

De europese unie Show

 Stemmen (stemmen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Stemmen

Show

Stemmen Show

 Regeren (regeren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Regeren

Show

Regeren Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

De koningin


De koningin

2

Het parlement


Het parlement

3

De (eerste) minister


De (eerste) minister

4

De president


De president

5

De rechter


De rechter

Oefening 2: Gespreksoefening

Instructie:

  1. Wat voor regering heeft jouw land? (Wat voor regering heeft jouw land?)
  2. Bestaat er een koninklijke familie in jouw land? (Bestaat er een koninklijke familie in jouw land?)
  3. Ben je in het leger gegaan? (Ben je naar het leger gegaan?)
  4. Wanneer zijn de verkiezingen? (Wanneer zijn de verkiezingen?)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Op 7 juli hebben we gestemd voor een nieuwe president en regering.

De koning is het staatshoofd.

De laatste regering bestond uit 3 politieke partijen.

De regering wordt gecontroleerd door het parlement en rechters.

Ik moest naar het leger net als al mijn vrienden.

Ik ging niet naar het leger maar ik werkte in plaats daarvan een jaar bij een sociale organisatie.

De premier is veranderd sinds de laatste verkiezingen.

...

Oefening 3: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 4: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Vorige week ____ ik voor het eerst bij de verkiezingen.


2. De minister ____ gisteren in het parlement over nieuwe maatregelen.


3. De regering ____ vorig jaar hard gewerkt aan de nieuwe wet.


4. Tijdens de oorlog ____ het parlement in een andere stad.


Oefening 5: Mijn eerste ervaring met stemmen

Instructie:

Vorige week (Stemmen - OVT) ik voor het eerst bij de landelijke verkiezingen. Het was spannend omdat ik niet precies (Weten - OVT) wat ik moest doen. Gelukkig (Werken - OVT) mijn buurman daar als vrijwilliger en hij (Spreken - OVT) mij vriendelijk toe. Samen met hem (Stemmen - OVT) ik uiteindelijk op de politieke partij die ik het beste vond. Daarna (Hebben - VTT) mijn partner ook gestemd. We hopen dat de nieuwe regering goed zal regeren en ons land sterker zal maken.


Vorige week stemde ik voor het eerst bij de landelijke verkiezingen. Het was spannend omdat ik niet precies wist wat ik moest doen. Gelukkig werkte mijn buurman daar als vrijwilliger en hij sprak mij vriendelijk toe. Samen met hem stemde ik uiteindelijk op de politieke partij die ik het beste vond. Daarna heeft mijn partner ook gestemd. We hopen dat de nieuwe regering goed zal regeren en ons land sterker zal maken.

Werkwoordschema's

Stemmen - Stemmen

Onvoltooid verleden tijd (OVT)

  • ik stemde
  • jij stemde
  • hij/zij stemde
  • wij stemden
  • jullie stemden
  • zij stemden

Weten - Weten

Onvoltooid verleden tijd (OVT)

  • ik wist
  • jij wist
  • hij/zij wist
  • wij wisten
  • jullie wisten
  • zij wisten

Werken - Werken

Onvoltooid verleden tijd (OVT)

  • ik werkte
  • jij werkte
  • hij/zij werkte
  • wij werkten
  • jullie werkten
  • zij werkten

Spreken - Spreken

Onvoltooid verleden tijd (OVT)

  • ik sprak
  • jij sprak
  • hij/zij sprak
  • wij spraken
  • jullie spraken
  • zij spraken

Hebben - Hebben

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT)

  • ik heb
  • jij hebt
  • hij/zij heeft
  • wij hebben
  • jullie hebben
  • zij hebben

Oefening 6: Voltooid tegenwoordige tijd of onvoltooid verleden tijd?

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: Voltooid tegenwoordige tijd of onvoltooid verleden tijd?

Toon vertaling Toon antwoorden

heb gestemd, heeft gewerkt, werkte, sprak, stemde

1.
Ik ... tijdens de verkiezingen.
(Ik heb gestemd tijdens de verkiezingen.)
2.
Vroeger ... hij altijd voor dezelfde partij.
(Vroeger stemde hij altijd voor dezelfde partij.)
3.
De minister ... over de situatie tijdens de vergadering.
(De minister sprak over de situatie tijdens de vergadering.)
4.
Zij ... in de regering van het land.
(Zij heeft gewerkt in de regering van het land.)
5.
De minister ... met de koning over het plan.
(De minister sprak met de koning over het plan.)
6.
Zij ... vaak met de rechter tijdens haar stage.
(Zij werkte vaak met de rechter tijdens haar stage.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A2.15.1 Grammatica

Voltooid tegenwoordige tijd of onvoltooid verleden tijd?

Voltooid tegenwoordige tijd of onvoltooid verleden tijd?


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Stemmen stemmen

Onvoltooid verleden tijd (OVT)

Nederlands Nederlands
(ik) stemde (ik) stemde
(jij) stemde/stemde (jij) stemde/stemde
(hij/zij/het) stemde (hij/zij/het) stemde
(wij) stemden (wij) stemden
(jullie) stemden (jullie) stemden
(zij) stemden (zij) stemden

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Overzicht van deze les: De regering en verkiezingen

In deze les leer je belangrijke thema's over het Nederlandse bestuur en verkiezingen, gecombineerd met de grammatica rond de voltooid tegenwoordige tijd (VTT) en onvoltooid verleden tijd (OVT). We behandelen gesprekken over het parlement, de rol van de regering en het stemproces, zodat je deze thema's in praktische situaties goed begrijpt en kunt toepassen.

Inhoud van de gesprekken

  • Het parlement: de functies van de Eerste en Tweede Kamer en hun rol in het maken en goedkeuren van wetten.
  • Verkiezingen en stemmen: hoe stemmen werkt, waarom het belangrijk is en recente ervaringen van burgers.
  • De regering: taken van ministers en de koning, en hoe ze besluiten nemen die het dagelijks leven beïnvloeden.

Grammaticale focus

De nadruk ligt op het gebruik van tijdsvormen van regelmatige en onregelmatige werkwoorden in Nederlandse zinnen, met name:

  • Onvoltooid verleden tijd (OVT): bijvoorbeeld stemde, sprak, werkte, wist.
  • Voltooid tegenwoordige tijd (VTT): bijvoorbeeld heeft gestemd, heeft gewerkt.

Je oefent met meerdere keuzevragen en leest een korte realistische tekst over stemmen in het verleden, waarin deze werkwoordstijden afwisselend gebruikt worden.

Belangrijke voorbeelden en woordenschat

  • Stemmen, spreken, werken, weten, hebben – deze werkwoorden worden vaak ingezet in dagelijkse politieke discussies.
  • Uitdrukkingen zoals "voor het eerst stemmen", "wetten bespreken", "de regering bestuurt het land".

Taalverschillen en nuttige tips

In het Nederlands is de keuze tussen de voltooid tegenwoordige tijd en de onvoltooid verleden tijd deels afhankelijk van het soort activiteit en het moment waarop het gebeurde. Bijvoorbeeld: "ik sprak gisteren" (OVT) benadrukt een afgeronde actie in het verleden, terwijl "ik heb gesproken" (VTT) meer verband houdt met de gevolgen voor nu of een recente ervaring. Dit kan verschillen met instructies die in het Engels worden gegeven, waar de perfecte tijden anders gebruikt worden.

Enkele handige uitdrukkingen om te onthouden zijn: "Ik stemde" (ik bracht mijn stem uit), "de regering beslist" (neemt beslissingen), "de Eerste Kamer keurt goed" (gaat akkoord met wetten).

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏