Deze les behandelt tijdsaanduidingen bij het onvoltooid verleden tijd in het Nederlands, met focus op universiteitsgerelateerde gesprekken. Je oefent bijvoorbeeld met woordenschat zoals 'gisteren', 'vorige week', en werkwoordvervoegingen als 'studeren' en 'zakken'. Dialogen en een korte verhaaltekst geven context om het geleerde in praktijk toe te passen.
Woordenschat (13) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
Zakken
Zakken
2
Ontwikkelen
Ontwikkelen
3
Slagen
Slagen
4
De stagiair
De stagiair
5
De bachelor
De bachelor
Oefening 2: Gespreksoefening
Instructie:
- Wanneer ben je geslaagd voor de middelbare school (en de universiteit)? (Wanneer ben je geslaagd voor de middelbare school (en universiteit)?)
- Welke stages heb je gedaan tijdens je studie? (Welke stages heb je gedaan tijdens je studie?)
- Wat zijn je onderwijsplannen? (Wat zijn je onderwijsplannen?)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
Ik ben in 2019 afgestudeerd van de middelbare school. Ik studeer momenteel nog aan de universiteit. |
Ik ben in 2012 geslaagd voor de middelbare school en heb in 2016 mijn universitaire opleiding afgerond. |
Ik heb twee maanden op een kantoor gewerkt. Ik heb over computers geleerd. |
Ik heb een zomerstage gelopen op een school. Ik hielp de leraar. |
Ik heb eerder niet gestudeerd, maar nu wil ik leren. Ik ga avondlessen volgen. |
Ik zal enkele cursussen volgen zodat ik meer verantwoordelijkheid op het werk kan nemen. |
... |
Oefening 3: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 4: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Vorige week ______ ik voor het tentamen omdat ik niet genoeg had gestudeerd.
2. Gisteren ______ mijn collega voor de masteropleiding aan de universiteit.
3. Vorige maand ______ ik af en kreeg ik mijn diploma officieel uitgereikt.
4. Toen ik ______ met mijn stage, had ik weinig ervaring met de werkzaamheden.
Oefening 5: Mijn universitaire ervaring in Nederland
Instructie:
Werkwoordschema's
Zakken - Zakken
Onvoltooid verleden tijd
- ik zakte
- jij zakte
- hij/zij/het zakte
- wij zakten
- jullie zakten
- zij zakten
Slagen - Slagen
Onvoltooid verleden tijd
- ik slaagde
- jij slaagde
- hij/zij/het slaagde
- wij slaagden
- jullie slaagden
- zij slaagden
Studeren - Studeren
Onvoltooid verleden tijd
- ik studeerde
- jij studeerde
- hij/zij/het studeerde
- wij studeerden
- jullie studeerden
- zij studeerden
Zijn - Zijn
Onvoltooid verleden tijd
- ik was
- jij was
- hij/zij/het was
- wij waren
- jullie waren
- zij waren
Oefening 6: Tijdsaanduidingen bij onvoltooid verleden tijd (gisteren, vorige week)
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: Tijdsaanduidingen bij onvoltooid verleden tijd (gisteren, vorige week)
Toon vertaling Toon antwoordenhad, was, begon, slaagde, studeerde, volgde, droomde, zakte
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
A2.14.1 Grammatica
Tijdsaanduidingen bij onvoltooid verleden tijd (gisteren, vorige week)
Tijdsaanduidingen bij onvoltooid verleden tijd (gisteren, vorige week)
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Zakken zakken Delen Gekopieerd!
Onvoltooid verleden tijd (OVT)
Nederlands | Nederlands |
---|---|
(ik) zakte | (ik) zakte |
(jij) zakte / zaktest | (jij) zakte / zaktest |
(hij/zij/het) zakte | (hij/zij/het) zakte |
(wij) zakten | (wij) zakten |
(jullie) zakten | (jullie) zakten |
(zij) zakten | (zij) zakten |
Slagen slagen Delen Gekopieerd!
Onvoltooid verleden tijd (OVT)
Nederlands | Nederlands |
---|---|
(ik) slaagde | (ik) slaagde |
(jij) slaagde/slaagde | (jij) slaagde/slaagde |
(hij/zij/het) slaagde | (hij/zij/het) slaagde |
(wij) slaagden | (wij) slaagden |
(jullie) slaagden | (jullie) slaagden |
(zij) slaagden | (zij) slaagden |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.
Introductie tot Tijdsaanduidingen bij het Onvoltooid Verleden Tijd
In deze les leer je hoe je tijdsaanduidingen zoals "gisteren" en "vorige week" gebruikt in combinatie met het onvoltooid verleden tijd (ovt) in het Nederlands. Dit is belangrijk om gebeurtenissen uit het verleden op een correcte en natuurlijke manier te beschrijven. Je krijgt praktische voorbeelden en dialogen die je helpen de grammatica in realistische situaties toe te passen, bijvoorbeeld over studeren aan de universiteit en toekomstplannen.
Wat leer je?
- Gebruik van tijdsbepalingen als gisteren, vorige week en vorige maand
- Vormen van het onvoltooid verleden tijd van regelmatig en onregelmatig werkwoorden zoals studeren, zakken, slaagde en beginnen
- Dialogen over universitaire studie en ervaringen die natuurlijke context bieden om het geleerde toe te passen
- Een korte tekst waarin verleden gebeurtenissen soepel worden beschreven
Belangrijke voorbeelden
Bijvoorbeeld: "Vorige week zakte ik voor het tentamen omdat ik niet genoeg had gestudeerd" of "Gisteren slaagde mijn collega voor de masteropleiding". Zulke zinnen worden uitgebreid geoefend.
Grammaticale aandachtspunten
Je ontdekt ook de vervoegingen van werkwoorden in het verleden, zoals „ik was”, „ik studeerde”, „ik zakte” en „ik slaagde”. Dit helpt je zinnen correct te bouwen en de betekenis van het verleden helder te maken.
Culturele en taalkundige observaties
In het Nederlands is het onvoltooid verleden tijd essentieel om uit te leggen wat er in het verleden gebeurde en wanneer. Bijvoorbeeld, terwijl je in het Engels soms het perfecte verleden gebruikt, spreekt het Nederlands vaak de eenvoudige verleden tijd uit met duidelijke tijdsaanduidingen. Daarom is het belangrijk om deze combinatie goed te beheersen voor natuurlijke communicatie.
Handige uitdrukkingen
Je leert bijvoorbeeld vragen en antwoorden zoals:
- "Wanneer ben je afgestudeerd?"
- "Vorige maand ben ik afgestudeerd aan de universiteit."
- "Wat is jouw doel dit studiejaar?"
- "Ik wil mijn minor afronden en daarna stage lopen."