In deze les leer je essentiële Duitse woorden en uitdrukkingen over prijzen en betalingen, zoals "der Preis" (de prijs), "das Bargeld" (contant geld), en zinnen als "Wie viel kostet das Brot?" (Hoeveel kost het brood?). Je oefent met het gebruik van possessiefartikelen in de datief en leert hoeveelheidsbijwoorden begrijpen en toepassen.
Woordenschat (18) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 2: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 3: Clusteren van woorden
Instructie: Wijs de volgende woorden toe aan de juiste categorieën: Betaalmiddelen of Prijsvermeldingen.
Zahlungsmittel
Preisangaben
Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
Das Geld
Het geld
2
Kaufen
Kopen
3
Der Preis
De prijs
4
Der Rabatt
De korting
5
Das Geschäft
De winkel
Übung 5: Gespreksoefening
Anleitung:
- Stel je voor dat je op de markt bent. Wat zou je willen kopen? Hoe betaal je? (Stel je voor dat je op de markt bent. Wat zou je willen kopen? Hoe betaal je?)
- Noem en bespreek de prijzen. Is het goedkoop of duur? Vraag om korting. (Noem en bespreek de prijzen. Is het goedkoop of duur? Vraag om een korting.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
Ich möchte etwas Brot und Äpfel kaufen. Ik wil wat brood en appels kopen. |
Ich möchte nichts kaufen. Ik wil niets kopen. |
Die Orangen sind ziemlich teuer. De sinaasappels zijn behoorlijk duur. |
Die Zwiebeln sind billig. De uien zijn goedkoop. |
Kann ich bar oder mit Karte bezahlen? Kan ik contant betalen of met pin? |
Gibt es einen Rabatt auf das Gemüse? Is er een korting op de groenten? |
Wie viel kosten die Orangen? Hoeveel kosten de sinaasappels? |
Die Äpfel kosten drei Euro fünfzig. De appels kosten drie euro vijftig. |
... |
Oefening 6: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 7: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Ich _____ immer mit der Karte, weil ich kein Bargeld dabei habe.
(Ik _____ altijd met de kaart, omdat ik geen contant geld bij me heb.)2. Das Hemd _____ zwanzig Euro.
(Het overhemd _____ twintig euro.)3. Wir _____ im Geschäft viele Produkte für unsere Familie.
(Wij _____ in de winkel veel producten voor onze familie.)4. Sie _____ die Rechnung mit ihrem Portemonnaie.
(Zij _____ de rekening met hun portemonnee.)Oefening 8: Betalen in de supermarkt
Instructie:
Werkwoordschema's
Bezahlen - Betalen
Präsens
- ich bezahle
- du bezahlst
- er/sie/es bezahlt
- wir bezahlen
- ihr bezahlt
- sie/Sie bezahlen
Kosten - Kosten
Präsens
- ich koste
- du kostest
- er/sie/es kostet
- wir kosten
- ihr kostet
- sie/Sie kosten
Kaufen - Kopen
Präsens
- ich kaufe
- du kaufst
- er/sie/es kauft
- wir kaufen
- ihr kauft
- sie/Sie kaufen
Oefening 9: Possessivartikel - Dativ
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: Bezittelijke voornaamwoorden - datief
Toon vertaling Toon antwoordendeinem, meiner, ihren, unseren, seinem, eurem, ihrer
Oefening 10: Mengenadverbien
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: Hoeveelheidsbijwoorden
Toon vertaling Toon antwoordenwenig, alles, viele, viel, ein bisschen
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Bezahlen betalen Delen Gekopieerd!
prasens
Duits | Nederlands |
---|---|
(ich) bezahle | ik betaal |
(du) bezahlst | jij betaalt |
(er/sie/es) bezahlt | hij/zij/het betaalt |
(wir) bezahlen | wij betalen |
(ihr) bezahlt | jullie betalen |
(sie) bezahlen | zij betalen |
Kaufen kopen Delen Gekopieerd!
prasens
Duits | Nederlands |
---|---|
(ich) kaufe | ik koop |
(du) kaufst | jij koopt |
(er/sie/es) kauft | hij/zij/het koopt |
(wir) kaufen | wij kopen |
(ihr) kauft | jullie kopen |
(sie) kaufen | zij kopen |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Duits oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.
Lesoverzicht: Prijzen en Geld in het Duits
In deze les leer je hoe je in het Duits over prijzen praat en hoe je kunt betalen. Dit is vooral nuttig voor alledaagse situaties zoals boodschappen doen, in een café bestellen of in een kiosk iets kopen. De les behandelt eenvoudige grammaticaregels en woordenschat rondom betalen, prijzen en hoeveelheden, passend bij niveau A1.
Belangrijke onderwerpen
- Possessivartikel in de datief: Bijvoorbeeld "meinem Portemonnaie" wat betekent "mijn portemonnee". Hierbij leer je hoe je bezittelijke voornaamwoorden correct gebruikt als je aangeeft van wie iets is, vooral in de datief.
- Mengenadverbien: Woorden zoals "viel" (veel), die gebruikt worden om hoeveelheden aan te geven.
- Zahlungsmittel (betaalmiddelen) en Preisangaben (prijsindicaties): Bijvoorbeeld "das Bargeld" (contant geld), "mit Karte bitte" (met kaart graag), "der Euro", "teuer" (duur) en "günstig" (goedkoop). Het onderscheid tussen deze categorieën is belangrijk om vlot te kunnen communiceren bij betalingen.
Praktische voorbeeldzinnen
- "Wie viel kostet der Apfel im Geschäft?" – Hoeveel kost de appel in de winkel?
- "Kann ich mit Karte bezahlen oder nur mit Bargeld?" – Kan ik met kaart betalen of alleen contant?
- "Ich gebe meinem Freund einen Euro." – Ik geef mijn vriend één euro.
- "Gibt es einen Rabatt bei vielen Produkten?" – Is er een korting bij veel producten?
- "In meinem Portemonnaie sind nur ein paar Cent." – In mijn portemonnee zitten maar een paar cent.
Handige woordenschat en uitdrukkingen
- das Bargeld – contant geld
- das Portemonnaie – portemonnee
- mit Karte bezahlen – betalen met kaart
- der Euro – de euro
- der Cent – de cent
- der Preis – de prijs
- teuer – duur
- günstig – goedkoop
Grammaticale aandachtspunten en verschil met het Nederlands
De structuur van de bezittelijke voornaamwoorden in de datief is in het Duits duidelijker en vereist een aparte verbuiging, bijvoorbeeld "meinem Freund" in plaats van alleen een bezittelijk voornaamwoord. In het Nederlands gebruiken we vaak dezelfde vorm zonder extra verbuiging.
Bij het bespreken van prijzen wordt in het Duits vaak het werkwoord kosten gebruikt met het onderwerp van het product, zoals in "Das Brot kostet zwei Euro." Dit komt overeen met het Nederlandse "Het brood kost twee euro."
Uitdrukkingen zoals mit Karte bezahlen (met kaart betalen) zijn nuttig om te weten in situaties waarbij je wilt aangeven hoe je betaalt. In het Nederlands zijn deze uitdrukkingen vaak letterlijk te vertalen.
Praktische zinnen om te onthouden
- "Ich zahle mit Bargeld." – Ik betaal contant.
- "Wie viel kostet das Brot?" – Hoeveel kost het brood?
- "Gibt es einen Rabatt?" – Is er een korting?
- "Bitte bringen Sie mir die Rechnung." – Brengt u mij alstublieft de rekening.
Deze les helpt je om zelfverzekerd te communiceren over betalingen en prijzen, zowel in winkels als in eetgelegenheden.