Leer hoe je de karaktereigenschappen en persoonlijkheid van mensen in het Nederlands beschrijft. Deze les bevat praktische woordenschat, voorbeeldzinnen, dialogen en werkwoordsoefeningen ideaal voor beginners (A1). Ontdek positieve en negatieve karakterwoorden en oefen met negaties en eenvoudige gesprekken over collega’s, vrienden en familie.
Luister- en leesmateriaal
Oefen woordenschat in context met echte materialen.
Woordenschat (10) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 2: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 3: Clusteren van woorden
Instructie: Zet de volgende woorden in de juiste groep: positieve of negatieve karaktereigenschappen.
Positieve eigenschappen
Negatieve eigenschappen
Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
Verlegen
Verlegen
2
Dom
Dom
3
Open
Open
4
Vriendelijk
Vriendelijk
5
Eerlijk
Eerlijk
Oefening 5: Gespreksoefening
Instructie:
- Beschrijf en vergelijk de mensen. (Beschrijf en vergelijk de mensen.)
- Beschrijf je eigen karakter. (Beschrijf je eigen karakter.)
- Beschrijf je familieleden en vrienden. (Beschrijf je gezinsleden en vrienden.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
Juliette en Lukas zijn een liefdevol stel. |
Raúl is de meest gesloten persoon. Hij is introvert. |
Caitlin is niet sportief; ze is de minst actieve persoon. |
Hij is de luieste persoon. |
Ik lijk lui, maar ik ben actief. |
Ik kan verlegen zijn als ik de mensen niet ken. |
Hij is niet eerlijk. |
Zij is erg vriendelijk maar niet erg slim. |
Zij zijn intelligente studenten. |
Ze zijn nogal dom, maar we zullen het hen niet vertellen. |
... |
Oefening 6: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 7: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Ik ______ mijn nieuwe collega morgen op kantoor.
2. Mijn collega is niet ______ en vriendelijk.
3. Ik vind hem geen ______ en open persoon.
4. Wij ______ niet graag met onvriendelijke mensen.
Oefening 8: Een nieuwe collega ontmoeten en het karakter beschrijven
Instructie:
Werkwoordschema's
Ontmoeten - Ontmoeten
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
- Ik ontmoet
- Jij ontmoet
- Hij/zij/het ontmoet
- Wij ontmoeten
- Jullie ontmoeten
- Zij ontmoeten
Zijn - Zijn
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
- Ik ben
- Jij bent
- Hij/zij/het is
- Wij zijn
- Jullie zijn
- Zij zijn
Vinden - Vinden
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
- Ik vind
- Jij vindt
- Hij/zij/het vindt
- Wij vinden
- Jullie vinden
- Zij vinden
Denken - Denken
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
- Ik denk
- Jij denkt
- Hij/zij/het denkt
- Wij denken
- Jullie denken
- Zij denken
Proberen - Proberen
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
- Ik probeer
- Jij probeert
- Hij/zij/het probeert
- Wij proberen
- Jullie proberen
- Zij proberen
Weten - Weten
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
- Ik weet
- Jij weet
- Hij/zij/het weet
- Wij weten
- Jullie weten
- Zij weten
Oefening 9: Negatie
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: Negatie
Toon vertaling Toon antwoordengeen, niet
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Ontmoeten ontmoeten Delen Gekopieerd!
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
Nederlands | Nederlands |
---|---|
(ik) ontmoet | (ik) ontmoet |
(jij) ontmoet / ontmoet | (jij) ontmoet / ontmoet |
(hij/zij/het) ontmoet | (hij/zij/het) ontmoet |
(wij) ontmoeten | (wij) ontmoeten |
(jullie) ontmoeten | (jullie) ontmoeten |
(zij) ontmoeten | (zij) ontmoeten |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.
Karakter en persoonlijkheid leren beschrijven in het Nederlands
Deze les helpt je om een belangrijk aspect van taalvaardigheid te ontwikkelen: het spreken over karaktereigenschappen en persoonlijkheden in het Nederlands. Je leert eenvoudige zinnen en woordenschat gebruiken om mensen te beschrijven, bijvoorbeeld een collega, vriend of familielid.
Wat leer je in deze les?
- Woordenschat over positieve en negatieve karaktereigenschappen, zoals vriendelijk, open, slim, tegenover lui, verlegen, onvriendelijk.
- Hoe je zinnen maakt met ontkenningen, zoals "Hij is niet lui." of "Zij is niet verlegen."
- Praktische dialogen om het karakter van mensen te bespreken, bijvoorbeeld: "Hoe is jouw collega? - Hij is vriendelijk en behulpzaam."
- Oefeningen met werkwoordsvervoegingen die passen bij dit onderwerp, gericht op het correct gebruiken van woorden als ontmoeten en zijn.
Belangrijke voorbeelden en zinsbouw
Je oefent met zinnen zoals "Mijn buurman is vriendelijk en niet verlegen." of "Zij is niet lui; ze werkt elke dag." Door dit patroon leer je hoe je negaties gebruikt om nuances te maken bij het beschrijven van iemand.
Culturele en taalkundige opmerkingen
In het Nederlands is het gebruikelijk om eigenschappen direct te koppelen aan het onderwerp met de persoonsvorm. Negaties zoals "niet" worden vaak gebruikt om een tegenstelling aan te geven, bijvoorbeeld "Hij is niet dom, maar slim." Dit geeft een subtieler beeld dan alleen een negatieve of positieve eigenschap.
Verder zijn er verschillen tussen het Nederlands en andere talen zoals Engels, bijvoorbeeld in het gebruik van ontkenningen en woordvolgorde. Woorden als open kunnen in het Nederlands ook figuurlijk worden gebruikt om iemands persoonlijkheid te beschrijven, wat nuttig is om te verschillen te herkennen.