A1.28: Charakter und Persönlichkeit

Karakter en persoonlijkheid

Diese Lektion vermittelt grundlegendes Vokabular zur Beschreibung von Charakter und Persönlichkeit auf Niederländisch, z.B. 'vriendelijk' (freundlich), 'lui' (faul) und 'eerlijk' (ehrlich). Du lernst, wie du positive und negative Eigenschaften benennst und einfache Sätze mit negativen Formen bildest.

Hör- und Lesematerialien

Vokabeln mit echten Materialien im Kontext üben.

A1.28.1 Dialoog

Op zoek naar een nieuwe collega

Auf der Suche nach einem neuen Kollegen


Wortschatz (10)

 Eerlijk: ehrlich (Niederländisch)

Eerlijk

Anzeigen

Ehrlich Anzeigen

 Gesloten: verschlossen (Niederländisch)

Gesloten

Anzeigen

Verschlossen Anzeigen

 Vriendelijk: freundlich (Niederländisch)

Vriendelijk

Anzeigen

Freundlich Anzeigen

 Onvriendelijk: unfreundlich (Niederländisch)

Onvriendelijk

Anzeigen

Unfreundlich Anzeigen

 Verlegen: schüchtern (Niederländisch)

Verlegen

Anzeigen

Schüchtern Anzeigen

 Ontmoeten (treffen) - Verbkonjugation und Übungen

Ontmoeten

Anzeigen

Treffen Anzeigen

Übungen

Diese Übungen können während Konversationsstunden oder als Hausaufgaben gemacht werden.

Übung 1: Sätze neu ordnen

Anleitung: Mache korrekte Sätze und übersetze.

Antworten zeigen
1.
hard. | hij werkt | elke dag | niet lui, | Hij is
Hij is niet lui, hij werkt elke dag hard.
(Er ist nicht faul, er arbeitet jeden Tag hart.)
2.
tegen nieuwe | erg vriendelijk | en open | mensen. | Zij is
Zij is erg vriendelijk en open tegen nieuwe mensen.
(Sie ist sehr freundlich und offen gegenüber neuen Menschen.)
3.
graag mensen | die eerlijk | Ik ontmoet | zijn. | en slim
Ik ontmoet graag mensen die eerlijk en slim zijn.
(Ich treffe gerne Menschen, die ehrlich und schlau sind.)
4.
beetje verlegen. | niet gesloten, | Hij is | maar een
Hij is niet gesloten, maar een beetje verlegen.
(Er ist nicht verschlossen, sondern ein wenig schüchtern.)
5.
helpt altijd. | onvriendelijk, hij | Mijn buurman | is niet
Mijn buurman is niet onvriendelijk, hij helpt altijd.
(Mein Nachbar ist nicht unfreundlich, er hilft immer.)
6.
dom. | hij een beetje | geen slecht karakter, | Deze persoon heeft | maar soms is
Deze persoon heeft geen slecht karakter, maar soms is hij een beetje dom.
(Diese Person hat keinen schlechten Charakter, aber manchmal ist er ein bisschen dumm.)

Übung 2: Ein Wort zuordnen

Anleitung: Übereinstimmen Sie die Übersetzungen

Hij is niet erg vriendelijk maar hij helpt altijd. (Er ist nicht sehr freundlich aber er hilft immer.)
Zij is altijd eerlijk en vertelt de waarheid. (Sie ist immer ehrlich und sagt die Wahrheit.)
Ik ontmoet graag mensen die open en slim zijn. (Ich treffe gerne Menschen die offen und klug sind.)
Hij is niet lui, hij maakt elke dag een wandeling. (Er ist nicht faul, er macht jeden Tag einen Spaziergang.)

Übung 3: Clustern Sie die Wörter

Anleitung: Setze die folgenden Wörter in die richtige Gruppe: positive oder negative Charaktereigenschaften.

Positieve eigenschappen

Negatieve eigenschappen

Übung 4: Übersetzen und in einem Satz verwenden

Anleitung: Wählen Sie ein Wort, übersetzen Sie es und verwenden Sie das Wort in einem Satz oder Dialog.

1

Verlegen


Schüchtern

2

Dom


Dumm

3

Open


Offen

4

Vriendelijk


Freundlich

5

Eerlijk


Ehrlich

Oefening 5: Gesprächsübung

Instructie:

  1. Beschreibe und vergleiche die Personen. (Beschreiben und vergleichen Sie die Personen.)
  2. Beschreibe deinen eigenen Charakter. (Beschreibe deinen eigenen Charakter.)
  3. Beschreibe deine Familienmitglieder und Freunde. (Beschreibe deine Familienmitglieder und Freunde.)

Unterrichtsrichtlinien +/- 10 Minuten

Beispielsätze:

Juliette en Lukas zijn een liefdevol stel.

Juliette und Lukas sind ein liebevolles Paar.

Raúl is de meest gesloten persoon. Hij is introvert.

Raúl ist die verschlossenste Person. Er ist introvertiert.

Caitlin is niet sportief; ze is de minst actieve persoon.

Caitlin ist unsportlich; sie ist die am wenigsten aktive Person.

Hij is de luieste persoon.

Er ist die faulste Person.

Ik lijk lui, maar ik ben actief.

Ich wirke faul, aber ich bin aktiv.

Ik kan verlegen zijn als ik de mensen niet ken.

Ich kann schüchtern sein, wenn ich die Leute nicht kenne.

Hij is niet eerlijk.

Er ist nicht ehrlich.

Zij is erg vriendelijk maar niet erg slim.

Sie ist sehr freundlich, aber nicht sehr klug.

Zij zijn intelligente studenten.

Sie sind intelligente Schüler.

Ze zijn nogal dom, maar we zullen het hen niet vertellen.

Sie sind ziemlich dumm, aber wir werden es ihnen nicht sagen.

...

Übung 6: Dialogkarten

Anleitung: Wähle eine Situation aus und übe das Gespräch mit deinem Lehrer oder deinen Mitschülern.

Übung 7: Mehrfachauswahl

Anleitung: Wählen Sie die richtige Lösung

1. Ik ______ mijn nieuwe collega morgen op kantoor.

(Ich ______ meinen neuen Kollegen morgen im Büro.)

2. Mijn collega is niet ______ en vriendelijk.

(Mein Kollege ist nicht ______ und freundlich.)

3. Ik vind hem geen ______ en open persoon.

(Ich finde ihn keine ______ und offene Person.)

4. Wij ______ niet graag met onvriendelijke mensen.

(Wir ______ nicht gern mit unfreundlichen Menschen.)

Übung 8: Einen neuen Kollegen kennenlernen und den Charakter beschreiben

Anleitung:

Op mijn werk (Ontmoeten - OTT) ik vaak nieuwe mensen. Vandaag (Ontmoeten - OTT) wij een nieuwe collega. Zij (Zijn - OTT) heel vriendelijk en niet verlegen. Mijn manager (Vinden - OTT) haar slim, maar soms ook een beetje gesloten. Ik (Denken - OTT) dat het belangrijk is om eerlijk te zijn in ons team. Soms (Zijn - OTT) ik zelf ook verlegen, maar ik (Proberen - OTT) altijd open te zijn. Als wij elkaar beter leren kennen, zullen we meer over elkaars karakter (Weten - OTT) .


Bei der Arbeit treffe ich oft neue Leute. Heute treffen wir einen neuen Kollegen. Sie ist sehr freundlich und nicht schüchtern. Mein Manager findet sie klug, aber manchmal auch ein wenig verschlossen. Ich denke , dass es wichtig ist, in unserem Team ehrlich zu sein. Manchmal bin ich selbst auch schüchtern, aber ich versuche immer offen zu sein. Wenn wir uns besser kennenlernen, werden wir mehr über den Charakter des anderen wissen .

Verbtabellen

Ontmoeten - Treffen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

  • Ik ontmoet
  • Jij ontmoet
  • Hij/zij/het ontmoet
  • Wij ontmoeten
  • Jullie ontmoeten
  • Zij ontmoeten

Zijn - Sein

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

  • Ik ben
  • Jij bent
  • Hij/zij/het is
  • Wij zijn
  • Jullie zijn
  • Zij zijn

Vinden - Finden

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

  • Ik vind
  • Jij vindt
  • Hij/zij/het vindt
  • Wij vinden
  • Jullie vinden
  • Zij vinden

Denken - Denken

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

  • Ik denk
  • Jij denkt
  • Hij/zij/het denkt
  • Wij denken
  • Jullie denken
  • Zij denken

Proberen - Versuchen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

  • Ik probeer
  • Jij probeert
  • Hij/zij/het probeert
  • Wij proberen
  • Jullie proberen
  • Zij proberen

Weten - Wissen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

  • Ik weet
  • Jij weet
  • Hij/zij/het weet
  • Wij weten
  • Jullie weten
  • Zij weten

Übung 9: Negatie

Anleitung: Füllen Sie das richtige Wort ein.

Grammatik: Negation

Übersetzung anzeigen Antworten zeigen

geen, niet

1.
Mijn zus is ... zo open over haar gevoelens.
(Meine Schwester ist nicht so offen über ihre Gefühle.)
2.
Het is ... slimme jongen.
(Er ist kein kluger Junge.)
3.
We hebben elkaar gisteren ... ontmoet.
(Wir haben uns gestern nicht getroffen.)
4.
Hij lijkt onvriendelijk, want hij toont ... interesse.
(Er wirkt unfreundlich, weil er kein Interesse zeigt.)
5.
Het is ... eerlijk.
(Es ist nicht fair.)
6.
De jongen is ... zo gesloten als zijn vader.
(Der Junge ist nicht so verschlossen wie sein Vater.)

Grammatik

Es ist nicht das Aufregendste, das geben wir zu, aber es ist absolut notwendig (und wir versprechen, es wird sich lohnen)!

Verbkonjugationstabellen für diese Lektion

Ontmoeten treffen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Niederländisch Deutsch
(ik) ontmoet ich treffe
(jij) ontmoet / ontmoet du triffst / trifft
(hij/zij/het) ontmoet er/sie/es trifft
(wij) ontmoeten wir treffen
(jullie) ontmoeten ihr trefft
(zij) ontmoeten sie treffen

Übungen und Beispielsätze

Sie sehen keinen Fortschritt beim selbstständigen Lernen? Lernen Sie dieses Material mit einem zertifizierten Lehrer!

Möchten Sie heute Niederländisch üben? Das ist möglich! Kontaktieren Sie einfach noch heute einen unserer Lehrer.

Jetzt anmelden!

Charakter und Persönlichkeit auf Niederländisch lernen

In dieser Lektion lernen Sie, wie Sie Charaktereigenschaften und Persönlichkeitsmerkmale auf Niederländisch beschreiben. Sie üben typische Wörter und Ausdrücke, die verwendet werden, um Menschen am Arbeitsplatz, im Freundeskreis oder in der Nachbarschaft zu beschreiben.

Positive und negative Charaktereigenschaften

Im Niederländischen gibt es klare Wörter für positive und negative Eigenschaften. Positive Eigenschaften sind zum Beispiel eerlijk (ehrlich), open (offen), vriendelijk (freundlich) und slim (klug). Negative Eigenschaften sind etwa dom (dumm), lui (faul), verlegen (schüchtern) und onvriendelijk (unfreundlich).

Verneinung und Satzbildung

Besonderes Augenmerk liegt auf Sätzen mit Verneinung, z.B. Hij is niet lui, hij werkt elke dag hard. Hier lernen Sie, wie man Gegensätze oder Nuancen ausdrückt, ohne die Person pauschal negativ zu bewerten.

Typische Sätze zur Charakterbeschreibung

  • Hij is niet erg vriendelijk, maar hij helpt altijd.
  • Zij is altijd eerlijk en vertelt de waarheid.
  • Ik ontmoet graag mensen die open en slim zijn.
  • Hij is niet lui, hij maakt elke dag een wandeling.

Solche Sätze helfen Ihnen, Alltagsgespräche über Menschen und ihre Persönlichkeiten fließend zu führen.

Dialoge und Kommunikation

Die Lektion beinhaltet Gespräche über Kollegen, Freunde und Nachbarn. Sie lernen, wie man Meinungen höflich äußert, Charakterzüge beschreibt und nachfragt, z.B. Hoe is jouw nieuwe collega? oder Zijn ze ook behulpzaam?

Verbkonjugationen in der Gegenwart

Wichtig sind auch die regelmäßigen und unregelmäßigen Verben wie ontmoeten, zijn, vinden, denken, proberen und weten. Diese werden in Beispielsätzen eingebaut, um gleichzeitig Grammatik zu üben.

Unterschiede zwischen Deutsch und Niederländisch

Im Deutschen benutzt man oft zusammengesetzte Adjektive oder andere Wortstellungen, während im Niederländischen einfache Adjektive bevorzugt werden. Außerdem ist die Verneinung im Niederländischen mit niet meist vor dem Adjektiv oder Verb, aber nicht mit einem separaten Wort wie "kein" bei Nomen. So sagt man z.B. hij is niet lui, nicht hij is geen lui. Nützliche Wörter für die Beschreibung sind karakter (Charakter), persoonlijkheid (Persönlichkeit), vriendelijk (freundlich) und verlegen (schüchtern). Im Deutschen entspricht verlegen oft dem Wort "schüchtern".

Diese Lektionen wären ohne unsere großartigen Partner nicht möglich🙏