Leer hoe je zinnen ontkent in het Nederlands met de woorden 'niet' en 'geen', bijvoorbeeld: 'Ik werk niet' en 'Ik heb geen auto'. Dit is essentieel voor dagelijkse communicatie op A1-niveau.
- 'Niet' staat meestal achter het werkwoord of voor het woord dat ontkend wordt.
- Bij een zin met infinitief wordt 'niet' meestal achter de infinitief geplaatst, behalve wanneer er nog een vervoegd werkwoord in de hoofdzin staat.
Type | Positief | Negatief |
---|---|---|
Zinnen met niet | Werk je? Studeren jullie? | Nee, ik werk niet. Nee, wij studeren niet. |
Werk je in Utrecht? Studeren jullie in Amsterdam? | Wij Nee, ik werk niet in Utrecht. Nee, wij studeren niet in Amsterdam. | |
Zinnen met geen | Werk je hard? Spreken jullie goed Nederlands? | Nee, ik werk niet hard. Nee, wij spreken niet goed Nederlands. |
Heb je een auto? Spreek je Chinees? Hebben jullie kinderen? | Nee, ik heb geen auto. Nee, ik spreek geen Chinees. Nee, wij hebben geen kinderen. |
Oefening 1: Negatie
Instructie: Vul het juiste woord in.
geen, niet
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Ik ben ___ vriendelijk.
2. Zij heeft ___ geduld.
3. Wij spreken ___ hard.
4. Hij eet ___ vlees.
5. Ik kan ___ lachen als ik boos ben.
6. Jij werkt vandaag ___ hard.