Deze les behandelt lichamelijke gevoelens en toestanden zoals 'moe' en 'bezweet', en leert praktische zinnen om te vertellen hoe je je voelt, bijvoorbeeld: 'Ik voel me moe' en 'Mijn armpje doet pijn'.
Luister- en leesmateriaal
Oefen woordenschat in context met echte materialen.
Woordenschat (10) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 2: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 3: Clusteren van woorden
Instructie: Verdeel de woorden in twee groepen: woorden die te maken hebben met lichamelijke gevoelens en woorden die een lichamelijke toestand beschrijven.
Lichamelijke gevoelens
Lichamelijke toestanden
Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
Rusten
Rusten
2
Zich ontspannen
Zich ontspannen
3
De dorst
De dorst
4
Geblesseerd
Geblesseerd
5
Mediteren
Mediteren
Oefening 5: Gespreksoefening
Instructie:
- Hoe voelen de mensen zich in die situaties? (Hoe voelen de mensen zich in die situaties?)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Oefening 6: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 7: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Ik ___ elke middag even uit na het werk.
2. Jij ___ niet genoeg, dat is niet gezond.
3. Hij ___ op zondag altijd uit na het sporten.
4. Wij ___ samen in het park en genieten van het mooie weer.
Oefening 8: Een dag rusten na het sporten
Instructie:
Werkwoordschema's
Rusten - Rusten
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik rust
- jij rust
- hij/zij/het rust
- wij rusten
- jullie rusten
- zij rusten
Nemen - Nemen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik neem
- jij neemt
- hij/zij/het neemt
- wij nemen
- jullie nemen
- zij nemen
Staan - Staan
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik sta
- jij staat
- hij/zij/het staat
- wij staan
- jullie staan
- zij staan
Oefening 9: Verkleinwoorden
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: Verkleinwoorden
Toon vertaling Toon antwoordendeurtje, boompje, knoopje, weggetje, zus, cadeautje, jasje, woninkje
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Rusten rusten Delen Gekopieerd!
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
Nederlands | Nederlands |
---|---|
(ik) rust | (ik) rust |
(jij) rust/ruist | (jij) rust/ruist |
(hij/zij/het) rust | (hij/zij/het) rust |
(wij) rusten | (wij) rusten |
(jullie) rusten | (jullie) rusten |
(zij) rusten | (zij) rusten |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.
Inleiding tot lichamelijke toestanden en gevoelens
Deze les behandelt basiswoordenschat en uitdrukkingen rond lichamelijke toestanden, zoals moe zijn of geblesseerd zijn, en lichamelijke gevoelens zoals pijn of dorst. Je leert ook over verkleinwoorden die vaak gebruikt worden om dingen kleiner, schattiger of minder ernstig te maken, bijvoorbeeld "armpje" of "woninkje".
Belangrijke woorden en uitdrukkingen
Lichamelijke gevoelens
- de dorst
- de honger
- de pijn
- bezweet
Lichamelijke toestanden
- moe
- fit
- geblesseerd
- uitgeput
Deze woorden helpen je situaties te beschrijven waarbij je je minder goed voelt of juist fit bent. Let op het verschil tussen een gevoel (bijvoorbeeld "pijn hebben") en een toestand (bijvoorbeeld "moe zijn").
Grammatica: werkwoord 'rusten'
Het werkwoord rusten (uitrusten, pauzeren) komt veel voor in de les. Je leert de tegenwoordige tijd van dit werkwoord zoals in de zinnen:
- Ik rust elke middag even uit.
- Jij rust niet genoeg.
- Hij rust altijd uit na het sporten.
- Wij rusten samen in het park.
Dialogen voor praktische situaties
Je oefent gesprekken bij het ziekmelden thuis, bij de apotheek en bij de huisarts. Zo leer je hoe je je lichamelijke toestand en gevoelens natuurlijk kunt uitdrukken in het Nederlands. Voorbeelden zijn onder andere:
- "Ik heb veel hoofdpijn en ook koorts."
- "Mijn keel doet pijn en mijn armpje doet ook pijn."
- "Heeft u iets om de pijn te verlichten?"
Korte verhaaltjes en oefenzinnen
Met het korte verhaal "Een dag rusten na het sporten" oefen je werkwoorden in de tegenwoordige tijd en lees je hoe je dagelijkse lichamelijke toestanden kunt beschrijven. Het verhaal maakt de les praktisch en helpt je beter begrip te krijgen.
Verschillen en aandachtspunten
Omdat de instructietaal en de doeltaal Nederlands zijn, focussen we vooral op heldere uitleg over het gebruik van woorden en zinnen zonder vertalingen. Let op dat verkleinwoorden in het Nederlands vaak met "-je" of "-tje" worden gemaakt, wat een nuance aan de betekenis geeft die niet altijd direct in andere talen voorkomt.
Handige uitdrukkingen en woorden om steeds paraat te hebben zijn onder andere:
- Ik voel me moe.
- Heb je dorst?
- Mijn armpje doet pijn.
- Na het sporten ben ik bezweet.
- Kan ik een kopje water krijgen?