A1.30: Ziekte en pijn

Ziekte en pijn

Leer hoe je in het Nederlands over ziekte en pijn praat. Oefen met woorden en zinnen om klachten te beschrijven, afspraken te maken bij de dokter, medicijnen te bespreken en hulp te vragen. Deze les behandelt belangrijke woorden zoals 'koorts', 'hoesten' en 'medicijn', en helpt je met werkwoordvervoegingen en dagelijkse dialogen.

Luister- en leesmateriaal

Oefen woordenschat in context met echte materialen.

Woordenschat (13)

 Beterschap!: Beterschap! (Nederlands)

Beterschap!

Show

Beterschap! Show

 De rust: De rust (Nederlands)

De rust

Show

De rust Show

 Gezond: Gezond (Nederlands)

Gezond

Show

Gezond Show

 De gezondheid: De gezondheid (Nederlands)

De gezondheid

Show

De gezondheid Show

 Helpen (helpen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Helpen

Show

Helpen Show

 De koorts: De koorts (Nederlands)

De koorts

Show

De koorts Show

 Het medicijn: Het medicijn (Nederlands)

Het medicijn

Show

Het medicijn Show

 De griep: De griep (Nederlands)

De griep

Show

De griep Show

 Hoesten (hoesten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Hoesten

Show

Hoesten Show

 Ziek: Ziek (Nederlands)

Ziek

Show

Ziek Show

 Schrijven (schrijven) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Schrijven

Show

Schrijven Show

 Misselijk: Misselijk (Nederlands)

Misselijk

Show

Misselijk Show

 Het symptoom: Het symptoom (Nederlands)

Het symptoom

Show

Het symptoom Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden
1.
heb koorts en | niet goed, ik | ik hoest heel | erg. | Ik voel me
Ik voel me niet goed, ik heb koorts en ik hoest heel erg.
2.
afspraak maken | dokter? | Mag ik | graag een | bij de
Mag ik graag een afspraak maken bij de dokter?
3.
klachten. | Het medicijn | helpt niet | tegen mijn | zo goed
Het medicijn helpt niet zo goed tegen mijn klachten.
4.
rusten. | om te | vandaag thuis | ziek, dus | ik blijf | Ik ben
Ik ben ziek, dus ik blijf vandaag thuis om te rusten.
5.
u | misselijkheid? | iets | Heeft | tegen
Heeft u iets tegen misselijkheid?
6.
goed uit, | je je | snel anders | beter. | dan voel | Beterschap! Rust
Beterschap! Rust goed uit, dan voel je je snel anders beter.

Oefening 2: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

Ik voel me vandaag heel ziek en ik heb veel koorts.
De dokter schrijft graag een medicijn voor de griep voor.
Ik hoest erg veel en ik heb weinig energie.
U moet goed rust nemen om snel beter te worden.

Oefening 3: Clusteren van woorden

Instructie: Verdeel de woorden in twee groepen: woorden die te maken hebben met ziekte en symptomen, en woorden die te maken hebben met hulp en herstel.

Ziekte en symptomen

Hulp en herstel

Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

De griep


De griep

2

Schrijven


Schrijven

3

Beterschap!


Beterschap!

4

Ziek


Ziek

5

Het medicijn


Het medicijn

Oefening 5: Gespreksoefening

Instructie:

  1. Beschrijf de symptomen van elke persoon. (Beschrijf de symptomen van elke persoon.)
  2. Speel een dialoog af bij de huisarts. (Speel een dialoog bij de dokter.)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Hij heeft pijn in de nek.

Je hebt koorts.

Mijn rug doet pijn.

Waar doet het pijn?

Ik heb een hoest.

Ik heb hoofdpijn.

Ik heb buikpijn.

Ik voel me misselijk.

...

Oefening 6: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 7: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Kunt u mij _____ met mijn hoofdpijn?


2. Ik _____ graag mijn vrienden als ze ziek zijn.


3. De dokter _____ een recept voor het medicijn.


4. Ik _____ mijn klachten op vóór het bezoek aan de dokter.


Oefening 8: Een afspraak bij de dokter

Instructie:

Vandaag (Helpen - Onvoltooid tegenwoordige tijd) ik mijn collega met een probleem op het werk. Helaas (Hoesten - Onvoltooid tegenwoordige tijd) ik erg en ik heb koorts. Mijn vrouw zegt dat ik naar de dokter moet gaan. Ik (Schrijven - Onvoltooid tegenwoordige tijd) een afspraak in mijn agenda. Bij de dokter (Vragen - Onvoltooid tegenwoordige tijd) ik om advies. De dokter (Helpen - Onvoltooid tegenwoordige tijd) me met medicijnen tegen de griep. Daarna moet ik veel rusten.


Vandaag help (Helpen - Onvoltooid tegenwoordige tijd) ik mijn collega met een probleem op het werk. Helaas hoest (Hoesten - Onvoltooid tegenwoordige tijd) ik erg en ik heb koorts. Mijn vrouw zegt dat ik naar de dokter moet gaan. Ik schrijf (Schrijven - Onvoltooid tegenwoordige tijd) een afspraak in mijn agenda. Bij de dokter vraag (Vragen - Onvoltooid tegenwoordige tijd) ik om advies. De dokter helpt (Helpen - Onvoltooid tegenwoordige tijd) me met medicijnen tegen de griep. Daarna moet ik veel rusten.

Werkwoordschema's

Helpen - Helpen

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik help
  • jij helpt
  • hij/zij/het helpt
  • wij helpen
  • jullie helpen
  • zij helpen

Schrijven - Schrijven

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik schrijf
  • jij schrijft
  • hij/zij/het schrijft
  • wij schrijven
  • jullie schrijven
  • zij schrijven

Hoesten - Hoesten

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik hoest
  • jij hoest
  • hij/zij/het hoest
  • wij hoesten
  • jullie hoesten
  • zij hoesten

Vragen - Vragen

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik vraag
  • jij vraagt
  • hij/zij/het vraagt
  • wij vragen
  • jullie vragen
  • zij vragen

Oefening 9: Bijwoorden Anders, graag, zo, heel,...

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: Bijwoorden Anders, graag, zo, heel,...

Toon vertaling Toon antwoorden

heel, nergens, niet, anders, zo, nooit, graag

1.
We moeten het probleem ... oplossen.
(We moeten het probleem anders oplossen.)
2.
Ze is ... zo ziek geweest als nu.
(Ze is nooit zo ziek geweest als nu.)
3.
Hij weet ... of hij morgen naar school kan.
(Hij weet niet of hij morgen naar school kan.)
4.
Ik kan mijn medicatie ... vinden.
(Ik kan mijn medicatie nergens vinden.)
5.
De patiënt voelt zich ... moe na de behandeling.
(De patiënt voelt zich heel moe na de behandeling.)
6.
Ik wil ... een afspraak met de dokter maken.
(Ik wil graag een afspraak met de dokter maken.)
7.
De medicatie werkt ... goed dat hij snel beter werd.
(De medicatie werkt zo goed dat hij snel beter werd.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A1.30.2 Grammatica

Bijwoorden Anders, graag, zo, heel,...

Bijwoorden Anders, graag, zo, heel,...


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Helpen helpen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Nederlands Nederlands
(ik) help (ik) help
(jij) helpt/help (jij) helpt/help
(hij/zij/het) helpt (hij/zij/het) helpt
(wij) helpen (wij) helpen
(jullie) helpen (jullie) helpen
(zij) helpen (zij) helpen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Schrijven schrijven

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Nederlands Nederlands
(ik) schrijf (ik) schrijf
(jij) schrijft/schrijf (jij) schrijft/schrijf
(hij/zij/het) schrijft (hij/zij/het) schrijft
(wij) schrijven (wij) schrijven
(jullie) schrijven (jullie) schrijven
(zij) schrijven (zij) schrijven

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Ziek melden en pijn beschrijven in het Nederlands

In deze les leer je hoe je over ziekte en pijn praat in het Nederlands, een belangrijk onderdeel voor dagelijkse communicatie, vooral bij een bezoek aan de dokter of apotheek. Je oefent met woorden en zinnen om symptomen te beschrijven, hulp te vragen en adviezen te geven.

Belangrijke woorden en bijwoorden

Je leert woorden zoals de griep, koorts, misselijk, hoesten en ziek om je klachten te benoemen. Daarnaast komen woorden zoals het medicijn, helpen en beterschap aan bod om te praten over herstel en zorg. Ook bijwoorden als andere, graag, zo en heel helpen je om je gevoelens en wensen duidelijker te maken.

Dialogen bij de huisarts en apotheek

Je oefent met praktische gesprekken, bijvoorbeeld het maken van een afspraak bij de huisarts, het uitleggen van je klachten, en hoe je een medicijn bij de apotheek ophaalt. Deze dialogen geven je handige zinnen om in echte situaties te gebruiken.

Verband tussen instructietaal en het Nederlands

In de instructietaal (Nederlands) worden sommige uitdrukkingen anders opgebouwd dan in andere talen. Bijvoorbeeld, in het Nederlands zeg je vaak Ik voel me niet goed in plaats van letterlijk Ik voel mezelf niet goed. Ook is het belangrijk om beleefdheden te gebruiken zoals Mag ik graag een afspraak maken? Die tonen respect en zijn gebruikelijk in gesprekken met dokters.

Werkwoordvervoegingen en oefeningen

De les bevat ook oefeningen met werkwoordvervoegingen zoals helpen, schrijven, hoesten en vragen. Hierdoor begrijp je hoe je deze werkwoorden correct vervoegt in de tegenwoordige tijd, wat belangrijk is om jezelf duidelijk uit te drukken.

Tips voor woordenschatindeling

Je leert woorden te groeperen in categorieën zoals Ziekte en symptomen en Hulp en herstel. Dit helpt je om sneller de juiste woorden te vinden en te onthouden.

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏