A1.39: Eten bestellen en uit eten gaan

Eten bestellen en uit eten gaan

Leer hoe je in het Nederlands een tafel reserveert en eten bestelt in een restaurant. Oefen met praktische dialogen, werkwoordvervoegingen en veelgebruikte woorden over gerechten, drankjes en locaties in het restaurant. Begrijp het gebruik van voltooide deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord en leer basiszinnen om soepel te communiceren tijdens het uit eten gaan.

Luister- en leesmateriaal

Oefen woordenschat in context met echte materialen.

Woordenschat (11)

 De bar: De bar (Nederlands)

De bar

Show

De bar Show

 Bestellen (bestellen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Bestellen

Show

Bestellen Show

 Het drankje: Het drankje (Nederlands)

Het drankje

Show

Het drankje Show

 Het gerecht: Het gerecht (Nederlands)

Het gerecht

Show

Het gerecht Show

 Het hoofdgerecht: Het hoofdgerecht (Nederlands)

Het hoofdgerecht

Show

Het hoofdgerecht Show

 De menukaart: De menukaart (Nederlands)

De menukaart

Show

De menukaart Show

 Het nagerecht: Het nagerecht (Nederlands)

Het nagerecht

Show

Het nagerecht Show

 Het restaurant: Het restaurant (Nederlands)

Het restaurant

Show

Het restaurant Show

 Het voorgerecht: Het voorgerecht (Nederlands)

Het voorgerecht

Show

Het voorgerecht Show

 Nemen (nemen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Nemen

Show

Nemen Show

 De kantine: De kantine (Nederlands)

De kantine

Show

De kantine Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden
1.
graag een | tafel reserveren | zeven uur. | personen om | voor twee | Ik wil
Ik wil graag een tafel reserveren voor twee personen om zeven uur.
2.
alstublieft de | iets te | bestellen? | menukaart om | Mag ik
Mag ik alstublieft de menukaart om iets te bestellen?
3.
met de | alstublieft. | het hoofdgerecht | Ik neem | bereide groenten,
Ik neem het hoofdgerecht met de bereide groenten, alstublieft.
4.
het hoofdgerecht? | Wilt u | nog een | drankje na
Wilt u nog een drankje na het hoofdgerecht?
5.
soep was | De bestelde | en warm. | erg lekker
De bestelde soep was erg lekker en warm.
6.
bij de | gaan zitten. | tafel staat | kunt daar | De gereserveerde | bar, u
De gereserveerde tafel staat bij de bar, u kunt daar gaan zitten.

Oefening 2: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

Ik wil graag een tafel reserveren voor vanavond.
Heeft u de menukaart al gezien?
Ik heb het hoofdgerecht al besteld bij de ober.
Bij het nagerecht neem ik graag ijs.

Oefening 3: Clusteren van woorden

Instructie: Rangschik de volgende woorden in twee groepen: woorden die verwijzen naar plekken in een restaurant en woorden die te maken hebben met gerechten en drankjes.

Plaatsen in het restaurant

Gerechten en drankjes

Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Het restaurant


Het restaurant

2

Nemen


Nemen

3

Het hoofdgerecht


Het hoofdgerecht

4

Het nagerecht


Het nagerecht

5

Het voorgerecht


Het voorgerecht

Oefening 5: Gespreksoefening

Instructie:

  1. Bestel wat je wilt van het menu. (Bestel wat je wilt van het menu.)
  2. Speel een dialoog in het restaurant af. (Speel een dialoog in het restaurant af.)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Mag ik de menukaart alstublieft?

Wil je bestellen?

Ik wil een salade als voorgerecht.

Ik wil profiteroles als dessert.

Kan ik voor vier personen een tafel reserveren om 8 uur?

Ik wil een pizza als hoofdgerecht.

...

Oefening 6: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 7: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Ik _____ een drankje voordat ik de menukaart bestudeer.


2. We _____ het hoofdgerecht besteld via de serveerster.


3. De _____ gerechten staan al op tafel klaar.


4. Ik _____ de tafel voor twee personen gereserveerd.


Oefening 8: Eten bestellen en uit eten gaan

Instructie:

Gisteren (Reserveren - Onvoltooid verleden tijd) ik een tafel in het restaurant. Mijn vrouw en ik (Bestellen - Onvoltooid verleden tijd) het voorgerecht samen, en daarna (Bakken - Onvoltooid verleden tijd) ik een lekkere vis. We (Nemen - Onvoltooid verleden tijd) ook een drankje aan de bar terwijl we wachtten. De gereserveerde tafel was mooi en we (Bestellen - Onvoltooid verleden tijd) het nagerecht na het hoofdgerecht.


Gisteren reserveerde ik een tafel in het restaurant. Mijn vrouw en ik bestelden het voorgerecht samen, en daarna bakte ik een lekkere vis. We namen ook een drankje aan de bar terwijl we wachtten. De gereserveerde tafel was mooi en we bestelden het nagerecht na het hoofdgerecht.

Werkwoordschema's

Reserveren - Reserveren

Onvoltooid verleden tijd

  • ik reserveerde
  • jij reserveerde
  • hij/zij/het reserveerde
  • wij reserveerden
  • jullie reserveerden
  • zij reserveerden

Bestellen - Bestellen

Onvoltooid verleden tijd

  • ik bestelde
  • jij bestelde
  • hij/zij/het bestelde
  • wij bestelden
  • jullie bestelden
  • zij bestelden

Bakken - Bakken

Onvoltooid verleden tijd

  • ik bakte
  • jij bakte
  • hij/zij/het bakte
  • wij bakten
  • jullie bakten
  • zij bakten

Nemen - Nemen

Onvoltooid verleden tijd

  • ik nam
  • jij nam
  • hij/zij/het nam
  • wij namen
  • jullie namen
  • zij namen

Oefening 9: Voltooide deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: Voltooide deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord

Toon vertaling Toon antwoorden

geserveerde, bestelde, gedronken, gekookte, geboekte, geplande, gekozen, bereide

1. Plannen:
De ... reservering is bevestigd.
(De geplande reservering is bevestigd.)
2. Drinken:
De ... koffie was te sterk.
(De gedronken koffie was te sterk.)
3. Kiezen:
Het ... hoofdgerecht was niet lekker.
(Het gekozen hoofdgerecht was niet lekker.)
4. Bestellen:
De ... taart is heerlijk.
(De bestelde taart is heerlijk.)
5. Boeken:
De ... tafel in het restaurant wordt voor ons klaargemaakt.
(De geboekte tafel in het restaurant wordt voor ons klaargemaakt.)
6. Koken:
Het ... gerecht is klaar om te eten.
(Het gekookte gerecht is klaar om te eten.)
7. Bereiden:
De ... gerechten zijn lekker.
(De bereide gerechten zijn lekker.)
8. Serveren:
Het ... drankje was koud.
(Het geserveerde drankje was koud.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A1.39.2 Grammatica

Voltooide deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord

Voltooide deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Nemen nemen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Nederlands Nederlands
(ik) neem (ik) neem
(jij) neemt / neem (jij) neemt / neem
(hij/zij/het) neemt (hij/zij/het) neemt
(wij) nemen (wij) nemen
(jullie) nemen (jullie) nemen
(zij) nemen (zij) nemen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Bestellen bestellen

Voltooid verleden tijd (VVT)

Nederlands Nederlands
(ik) heb besteld (ik) heb besteld
(jij) hebt besteld / hebt besteld (jij) hebt besteld / hebt besteld
(hij/zij/het) heeft besteld (hij/zij/het) heeft besteld
(wij) hebben besteld (wij) hebben besteld
(jullie) hebben besteld (jullie) hebben besteld
(zij) hebben besteld (zij) hebben besteld

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Bakken bakken

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Nederlands Nederlands
(ik) bak (ik) bak
(jij) bakt/bak (jij) bakt/bak
(hij/zij/het) bakt (hij/zij/het) bakt
(wij) bakken (wij) bakken
(jullie) bakken (jullie) bakken
(zij) bakken (zij) bakken

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Bestellen en uit eten gaan in een Nederlands restaurant

Deze les helpt je om een tafel te reserveren en eten te bestellen in een Nederlands restaurant. Je leert praktische zinnen om bijvoorbeeld om de menukaart te vragen en je bestelling door te geven. Ook leer je belangrijke woorden rond het restaurant zoals de bar, de menukaart en de tafel, en woorden voor gerechten en drankjes zoals het hoofdgerecht, het drankje en het voorgerecht.

Wat komt aan bod?

  • Dialogen oefenen voor het reserveren van een tafel.
  • Zinnen om gerechten en drankjes aan tafel te bestellen.
  • Vragen naar de specialiteit van de chef en deze bestellen.
  • Werkwoorden zoals reserveren, bestellen, nemen en bakken in verleden tijd.

Taalstructuren en bijzonderheden

Je oefent met voltooide deelwoorden zoals besteld en gereserveerd die ook als bijvoeglijk naamwoord worden gebruikt. Dit is typisch in het Nederlands, bijvoorbeeld: "de bestelde soep" of "de gereserveerde tafel". In het Nederlands maakt men vaak gebruik van de voltooide tijd met hulpwerkwoorden zoals hebben of zijn voor acties in het verleden.

Nuttige woorden en zinnen

  • Ik wil graag een tafel reserveren voor twee personen om zeven uur.
  • Mag ik alstublieft de menukaart?
  • Ik neem het hoofdgerecht met de bereide groenten, alstublieft.
  • Wilt u nog een drankje na het hoofdgerecht?

Verschillen met het instructietaalgebruik

In het Nederlands wordt het gebruik van lidwoorden en de vervoeging van werkwoorden zeer belangrijk, ook bij het bestellen en reserveren. Bijvoorbeeld, waar in het Engels vaak alleen 'table' wordt genoemd, gebruikt het Nederlands meestal "de tafel" of "een tafel". Daarnaast staat de volgorde van woorden in een zin anders, vooral bij vragen en bij gebruik van hulpwerkwoorden in de voltooide tijd. Veelvoorkomende woordenschat is ook direct gelinkt aan eten en drankjes, waardoor het leren van deze woorden heel praktisch is.

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏