Dans cette leçon A1, apprenez à commander de la nourriture et à réserver une table au restaurant en néerlandais. Vocabulaire clé : de menukaart (la carte), het gerecht (le plat), reserveren (réserver), het drankje (la boisson).

Matériels d'écoute et de lecture

Pratiquez le vocabulaire en contexte avec des matériaux authentiques.

Vocabulaire (11)

 De bar: Le bar (Néerlandais)

De bar

Montrer

Le bar Montrer

 Bestellen (commander) - Conjugaison des verbes et exercices

Bestellen

Montrer

Commander Montrer

 Het drankje: la boisson (Néerlandais)

Het drankje

Montrer

La boisson Montrer

 Het gerecht: Le plat (Néerlandais)

Het gerecht

Montrer

Le plat Montrer

 Het hoofdgerecht: Le plat principal (Néerlandais)

Het hoofdgerecht

Montrer

Le plat principal Montrer

 De menukaart: La carte (Néerlandais)

De menukaart

Montrer

La carte Montrer

 Het nagerecht: le dessert (Néerlandais)

Het nagerecht

Montrer

Le dessert Montrer

 Het restaurant: Le restaurant (Néerlandais)

Het restaurant

Montrer

Le restaurant Montrer

 Het voorgerecht: L'entrée (Néerlandais)

Het voorgerecht

Montrer

L'entrée Montrer

 Nemen (prendre) - Conjugaison des verbes et exercices

Nemen

Montrer

Prendre Montrer

 De kantine: la cafétéria (Néerlandais)

De kantine

Montrer

La cafétéria Montrer

Exercices

Ces exercices peuvent être réalisés ensemble pendant les leçons de conversation ou comme devoirs.

Exercice 1: Réorganiser les phrases

Instruction: Faites des phrases correctes et traduisez.

Montrez les réponses
1.
tafel reserveren | zeven uur. | personen om | voor twee | Ik wil | graag een
Ik wil graag een tafel reserveren voor twee personen om zeven uur.
(Je voudrais réserver une table pour deux personnes à sept heures.)
2.
iets te | menukaart om | bestellen? | Mag ik | alstublieft de
Mag ik alstublieft de menukaart om iets te bestellen?
(Puis-je avoir la carte, s'il vous plaît, pour commander quelque chose ?)
3.
bereide groenten, | met de | het hoofdgerecht | alstublieft. | Ik neem
Ik neem het hoofdgerecht met de bereide groenten, alstublieft.
(Je prends le plat principal avec les légumes préparés, s'il vous plaît.)
4.
het hoofdgerecht? | nog een | drankje na | Wilt u
Wilt u nog een drankje na het hoofdgerecht?
(Voulez-vous encore une boisson après le plat principal ?)
5.
en warm. | soep was | erg lekker | De bestelde
De bestelde soep was erg lekker en warm.
(La soupe commandée était très bonne et chaude.)
6.
kunt daar | De gereserveerde | bar, u | tafel staat | gaan zitten. | bij de
De gereserveerde tafel staat bij de bar, u kunt daar gaan zitten.
(La table réservée est près du bar, vous pouvez vous y asseoir.)

Exercice 2: Associer un mot

Instruction: Associez les traductions

Ik wil graag een tafel reserveren voor vanavond. (Je voudrais une table réserver pour ce soir.)
Heeft u de menukaart al gezien? (Avez-vous déjà vu la carte?)
Ik heb het hoofdgerecht al besteld bij de ober. (J'ai déjà commandé le plat principal au serveur.)
Bij het nagerecht neem ik graag ijs. (Pour le dessert je prends volontiers de la glace.)

Exercice 3: Regrouper les mots

Instruction: Classe les mots suivants en deux groupes : mots se référant à des lieux dans un restaurant et mots liés aux plats et boissons.

Plaatsen in het restaurant

Gerechten en drankjes

Exercice 4: Traduire et utiliser dans une phrase

Instruction: Choisissez un mot, traduisez-le et utilisez-le dans une phrase ou un dialogue.

1

Het restaurant


Le restaurant

2

Nemen


Prendre

3

Het hoofdgerecht


Le plat principal

4

Het nagerecht


Le dessert

5

Het voorgerecht


L'entrée

Oefening 5: Exercice de conversation

Instructie:

  1. Commandez ce que vous voulez dans le menu. (Commandez ce que vous voulez dans le menu.)
  2. Jouer un dialogue au restaurant. (Jouer un dialogue au restaurant.)

Directives pédagogiques +/- 10 minutes

Exemples de phrases:

Mag ik de menukaart alstublieft?

Puis-je avoir le menu, s'il vous plaît ?

Wil je bestellen?

Voulez-vous commander ?

Ik wil een salade als voorgerecht.

Je veux prendre une salade en entrée.

Ik wil profiteroles als dessert.

Je veux des profiteroles pour le dessert.

Kan ik voor vier personen een tafel reserveren om 8 uur?

Puis-je réserver une table pour quatre personnes à 20 heures ?

Ik wil een pizza als hoofdgerecht.

Je veux une pizza comme plat principal.

...

Exercice 6: Cartes de dialogue

Instruction: Choisissez une situation et entraînez-vous à la conversation avec votre professeur ou vos camarades.

Exercice 7: Choix multiple

Instruction: Choisissez la bonne solution

1. Ik _____ een drankje voordat ik de menukaart bestudeer.

(Je _____ un verre avant d'étudier le menu.)

2. We _____ het hoofdgerecht besteld via de serveerster.

(Nous _____ le plat principal par l'intermédiaire de la serveuse.)

3. De _____ gerechten staan al op tafel klaar.

(Les _____ plats sont déjà prêts sur la table.)

4. Ik _____ de tafel voor twee personen gereserveerd.

(Je _____ la table pour deux personnes réservée.)

Exercice 8: Commander à manger et aller au restaurant

Instruction:

Gisteren (Reserveren - Onvoltooid verleden tijd) ik een tafel in het restaurant. Mijn vrouw en ik (Bestellen - Onvoltooid verleden tijd) het voorgerecht samen, en daarna (Bakken - Onvoltooid verleden tijd) ik een lekkere vis. We (Nemen - Onvoltooid verleden tijd) ook een drankje aan de bar terwijl we wachtten. De gereserveerde tafel was mooi en we (Bestellen - Onvoltooid verleden tijd) het nagerecht na het hoofdgerecht.


Hier, j' ai réservé une table au restaurant. Ma femme et moi avons commandé l'entrée ensemble, puis j' ai cuit un poisson délicieux. Nous avons pris aussi un verre au bar en attendant. La table réservée était belle et nous avons commandé le dessert après le plat principal.

Tableaux des verbes

Reserveren - Réserver

Onvoltooid verleden tijd

  • ik reserveerde
  • jij reserveerde
  • hij/zij/het reserveerde
  • wij reserveerden
  • jullie reserveerden
  • zij reserveerden

Bestellen - Commander

Onvoltooid verleden tijd

  • ik bestelde
  • jij bestelde
  • hij/zij/het bestelde
  • wij bestelden
  • jullie bestelden
  • zij bestelden

Bakken - Cuire

Onvoltooid verleden tijd

  • ik bakte
  • jij bakte
  • hij/zij/het bakte
  • wij bakten
  • jullie bakten
  • zij bakten

Nemen - Prendre

Onvoltooid verleden tijd

  • ik nam
  • jij nam
  • hij/zij/het nam
  • wij namen
  • jullie namen
  • zij namen

Exercice 9: Voltooide deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord

Instruction: Remplissez le mot correct.

Grammaire: Participe passé comme adjectif

Afficher la traduction Montrez les réponses

geserveerde, bestelde, gedronken, gekookte, geboekte, geplande, gekozen, bereide

1. Plannen:
De ... reservering is bevestigd.
(La réservation prévue est confirmée.)
2. Drinken:
De ... koffie was te sterk.
(Le café bu était trop fort.)
3. Kiezen:
Het ... hoofdgerecht was niet lekker.
(Le plat principal choisi n'était pas bon.)
4. Bestellen:
De ... taart is heerlijk.
(Le gâteau commandé est délicieux.)
5. Boeken:
De ... tafel in het restaurant wordt voor ons klaargemaakt.
(La table réservée au restaurant est préparée pour nous.)
6. Koken:
Het ... gerecht is klaar om te eten.
(Le plat cuit est prêt à être mangé.)
7. Bereiden:
De ... gerechten zijn lekker.
(Les plats préparés sont délicieux.)
8. Serveren:
Het ... drankje was koud.
(La boisson servie était froide.)

Grammaire

Ce n'est pas la chose la plus excitante, nous l'admettons, mais c'est absolument essentiel (et nous promettons que cela portera ses fruits)!

Tableaux de conjugaison des verbes pour cette leçon

Nemen prendre

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Néerlandais Français
(ik) neem je prends
(jij) neemt / neem tu prends / tu prends
(hij/zij/het) neemt il/elle/on prend
(wij) nemen nous prenons
(jullie) nemen vous prenez
(zij) nemen elles prennent

Exercices et exemples de phrases

Bestellen commander

Voltooid verleden tijd (VVT)

Néerlandais Français
(ik) heb besteld j'ai commandé
(jij) hebt besteld / hebt besteld tu as commandé / as commandé
(hij/zij/het) heeft besteld il/elle/on a commandé
(wij) hebben besteld nous avons commandé
(jullie) hebben besteld vous avez commandé
(zij) hebben besteld ils ont commandé

Exercices et exemples de phrases

Bakken cuire

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Néerlandais Français
(ik) bak je cuis
(jij) bakt/bak tu cuis
(hij/zij/het) bakt il/elle/ça cuit
(wij) bakken nous cuisons
(jullie) bakken vous cuisez
(zij) bakken elles cuisent

Exercices et exemples de phrases

Pas de progrès lorsque vous apprenez seul ? Étudiez ce matériel avec un enseignant certifié !

Voulez-vous pratiquer le néerlandais aujourd'hui ? C'est possible ! Contactez simplement l'un de nos professeurs aujourd'hui.

Inscrivez-vous maintenant !

Commander de la nourriture et sortir au restaurant

Cette leçon d'un niveau A1 vous guide à travers les bases pour commander de la nourriture et réserver une table dans un restaurant néerlandais. Vous apprendrez à utiliser les expressions pratiques pour interagir avec le personnel, commander des plats et des boissons, ainsi que poser des questions courantes.

Réserver une table

Des phrases comme "Ik wil graag een tafel reserveren voor twee personen om zeven uur." vous permettent de demander une réservation efficacement. Le verbe reserveren (réserver) est présenté au passé simple reserveerde pour parler d'actions terminées.

Commander au restaurant

Vous découvrirez des expressions utiles telles que "Mag ik alstublieft de menukaart om iets te bestellen?" et "Ik neem het hoofdgerecht met de bereide groenten, alstublieft." Vous apprendrez aussi à parler des plats préparés avec l'adjectif bereide qui provient du participe passé.

Vocabulaire clé

  • Plaatsen in het restaurant (Lieux dans le restaurant): de bar, het restaurant, de kantine, de menukaart, de reservatie.
  • Gerechten en drankjes (Plats et boissons): het gerecht, het drankje, het voorgerecht.

Verbes et conjugaisons importantes

Cette leçon met l'accent sur certains verbes utiles au présent et au passé : reserveren, bestellen, nemen, bakken. Par exemple, le passé simple de bestellen est bestelde.

Différences et expressions utiles entre le français et le néerlandais

En néerlandais, les verbes au passé peuvent former des adjectifs comme bereide (préparé), ce qui n'existe pas en français ; on utilise plutôt un adjectif simple comme « préparé ». Pour commander, les phrases sont souvent construites avec ik neem (je prends) plutôt que « je voudrais ». Par exemple, Ik neem een drankje correspond à « Je prends un verre ». Pour réserver, on dit Ik wil graag een tafel reserveren (« Je voudrais réserver une table »). Le mot menukaart signifie « carte des menus ».

Ces leçons ne seraient pas possibles sans nos partenaires incroyables🙏