Ordering food and dining out
Eten bestellen en uit eten gaan
- Ask food from the menu.
- Reserve a table in a restaurant.
- Past participles as adjectives
Learn to order food and reserve a table in Dutch with key vocabulary like 'de menukaart' (menu), 'het hoofdgerecht' (main course), and phrases using past participles as adjectives, such as 'de bestelde soep' (the ordered soup). Practice essential expressions for dining out in a restaurant setting.
Listening and reading
Start this class by listening to the audio and completing the corresponding exercises.
Vocabulary (11) Share Copied!
Exercises Share Copied!
These exercises can be done together during conversation lessons or as homework.
Exercise 1: Reorder sentences
Instruction: Make correct sentences and translate.
Exercise 2: Match a word
Instruction: Match the translations
Exercise 3: Cluster the words
Instruction: Divide the words into two groups: words related to dishes and drinks, and words referring to places in a restaurant.
Gerechten en drankjes
Plekken in een restaurant
Exercise 4: Translate and use in a sentence
Instruction: Pick a word, translated and use the word in a sentence or dialogue.
1
Het restaurant
The restaurant
2
Nemen
To take
3
Het hoofdgerecht
The main course
4
Het nagerecht
The dessert
5
Het voorgerecht
The starter
Oefening 5: Conversation exercise
Instructie:
- Bestel wat je wilt van het menu. (Order what you want from the menu.)
- Speel een dialoog in het restaurant af. (Play a dialogue in the restaurant.)
Teaching guidelines +/- 10 minutes
Example phrases:
|
Mag ik de menukaart alstublieft? Can I have the menu please? |
|
Wil je bestellen? Do you want to order? |
|
Ik wil een salade als voorgerecht. I want to have a salad as a starter. |
|
Ik wil profiteroles als dessert. I want profiteroles for dessert. |
|
Kan ik voor vier personen een tafel reserveren om 8 uur? Can I reserve a table for four people at 8 o’clock? |
|
Ik wil een pizza als hoofdgerecht. I want a pizza as my main dish. |
| ... |
Exercise 6: Dialogue Cards
Instruction: Select a situation and practice the conversation with your teacher or fellow students.
Exercise 7: Multiple Choice
Instruction: Choose the correct solution
1. Ik ______ een drankje aan de bar.
(I ______ a drink at the bar.)2. Wij ______ het hoofdgerecht na het voorgerecht.
(We ______ the main course after the starter.)3. De ______ reservatie is bevestigd door het restaurant.
(The ______ reservation is confirmed by the restaurant.)4. Heeft u het gerecht ______ dat u wilde?
(Did you ______ the dish you wanted?)Exercise 8: Ordering food in the restaurant
Instruction:
Verb Tables
Nemen - Nemen
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
- ik neem
- jij neemt
- hij/zij/het neemt
- wij nemen
- jullie nemen
- zij nemen
Bestellen - Bestellen
Voltooid verleden tijd (VVT)
- ik bestelde
- jij bestelde
- hij/zij/het bestelde
- wij bestelden
- jullie bestelden
- zij bestelden
Bakken - Bakken
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
- ik bak
- jij bakt
- hij/zij/het bakt
- wij bakken
- jullie bakken
- zij bakken
Bekijken - Bekijken
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
- ik bekijk
- jij bekijkt
- hij/zij/het bekijkt
- wij bekijken
- jullie bekijken
- zij bekijken
Zijn - Zijn
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
- ik ben
- jij bent
- hij/zij/het is
- wij zijn
- jullie zijn
- zij zijn
Exercise 9: Voltooide deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord
Instruction: Fill in the correct word.
Grammar: Past participles as adjectives
Show translation Show answersgeserveerde, bestelde, gedronken, gekookte, geboekte, geplande, gekozen, bereide
Grammar Share Copied!
It's not the most exciting thing, we admit, but it’s absolutely essential (and we promise it'll pay off)!
Verb conjugation tables for this lesson Share Copied!
Nemen to take Share Copied!
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
| Dutch | English |
|---|---|
| (ik) neem | I take |
| (jij) neemt / neem | you take / I take |
| (hij/zij/het) neemt | he/she/it takes |
| (wij) nemen | we take |
| (jullie) nemen | you take |
| (zij) nemen | they take |
Bestellen to order Share Copied!
Voltooid verleden tijd (VVT)
| Dutch | English |
|---|---|
| (ik) heb besteld | I have ordered |
| (jij) hebt besteld / hebt besteld | you have ordered / have ordered |
| (hij/zij/het) heeft besteld | he/she/it has ordered |
| (wij) hebben besteld | we have ordered |
| (jullie) hebben besteld | you have ordered |
| (zij) hebben besteld | they have ordered |
Bakken to bake Share Copied!
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
| Dutch | English |
|---|---|
| (ik) bak | I bake |
| (jij) bakt/bak | you bake/bake |
| (hij/zij/het) bakt | he/she/it bakes |
| (wij) bakken | we bake |
| (jullie) bakken | you bake |
| (zij) bakken | they bake |
Don't see progress when learning on your own? Study this material with a certified teacher!
Do you want to practice Dutch today? That is possible! Just contact one of our teachers today.
Ordering Food and Dining Out in Dutch
This lesson focuses on essential Dutch phrases and vocabulary for ordering food and dining at restaurants. It is designed for A1 learners who want to confidently make table reservations, understand menus, place food and drink orders, and discuss meal preferences.
Key Topics Covered
- Making a Reservation: Phrases like Ik wil graag een tafel reserveren voor vanavond. help you book a table.
- Ordering Food and Drinks: Learn expressions such as Mag ik alstublieft de menukaart? and Ik neem het hoofdgerecht met de bereide groenten, alstublieft.
- Using Past Participles as Adjectives: Words like bestelde (ordered) and gereserveerde (reserved) describe dishes or tables.
Useful Vocabulary
The lesson includes useful word groups divided into:
- Places in the Restaurant: de bar (the bar), het restaurant (the restaurant), de menukaart (the menu), de reservatie (the reservation)
- Dishes and Drinks: het gerecht (the dish), het drankje (the drink), het voorgerecht (the starter)
Practical Dialogues
Practice common conversations such as:
- Reserving a Table: e.g., Goedemiddag, ik wil graag een tafel reserveren voor vanavond.
- Ordering at the Table: e.g., Ik neem de geroosterde kip en een salade, alstublieft.
- Asking About the Chef's Special: e.g., Wat is de specialiteit van de chef vandaag?
Verb Conjugation Focus (Past Tense)
The lesson reviews verbs related to dining in their simple past forms, such as:
- reserveren: ik reserveerde
- bestellen: ik bestelde
- bakken: ik bakte
- nemen: ik nam
Understanding these forms helps describe past dining experiences clearly.
Short Story Practice
A brief narrative recounts a dining experience using the past tense to reinforce learning, e.g.:
Gisteren reserveerde ik een tafel in het restaurant. Mijn vrouw en ik bestelden het voorgerecht samen...
Learning Notes on Language Differences
Compared to English, Dutch often places the verb at the end of subordinate clauses, and past participles can be used as adjectives, such as in de bestelde soep (the ordered soup). The construction of polite requests, for example Mag ik alstublieft de menukaart? (May I have the menu, please?), uses modal verbs similarly but with different word order. Words like gerecht and drankje correspond directly to English "dish" and "drink" but remember the diminutive -je ending in drankje signifies "a small drink" or "a drink." Learning these patterns will improve your fluency when dining out.
These lessons would not be possible without our amazing partners🙏
