In deze les leer je adresgegevens zoals 'de postcode' en 'het huisnummer' en contactgegevens zoals 'het telefoonnummer' en 'het e-mailadres' geven en vragen. Je oefent met werkwoorden als 'geven', 'ontvangen' en 'sturen' in de onvoltooid tegenwoordige tijd binnen praktische dialogen.
Luister- en leesmateriaal
Oefen woordenschat in context met echte materialen.
Woordenschat (13) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 2: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 3: Clusteren van woorden
Instructie: Verdeel de onderstaande woorden in twee groepen: woorden die te maken hebben met adresgegevens en woorden die te maken hebben met contactgegevens.
Adresgegevens
Contactgegevens
Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
Het telefoonnummer
Het telefoonnummer
2
De geboorteplaats
De geboorteplaats
3
De telefoon
De telefoon
4
De geboortedatum
De geboortedatum
5
Het voorvoegsel
Het voorvoegsel
Oefening 5: Gespreksoefening
Instructie:
- Vraag iemand om hun contactgegevens. (Vraag iemand om hun contactgegevens.)
- Deel je adres en contactgegevens. (Deel uw adres en contactgegevens.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Oefening 6: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 7: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Ik ___ je mijn telefoonnummer.
2. Hij ___ altijd berichten op zijn e-mailadres.
3. Wij ___ de uitnodiging per post.
4. Jij ___ altijd goede informatie.
Oefening 8: Adres en contactgegevens
Instructie:
Werkwoordschema's
Geven - Geven
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- Ik geef
- Jij geeft
- Hij/Zij geeft
- Wij geven
- Jullie geven
- Zij geven
Ontvangen - Ontvangen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- Ik ontvang
- Jij ontvangt
- Hij/Zij ontvangt
- Wij ontvangen
- Jullie ontvangen
- Zij ontvangen
Sturen - Sturen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- Ik stuur
- Jij stuurt
- Hij/Zij stuurt
- Wij sturen
- Jullie sturen
- Zij sturen
Oefening 9: Onvoltooid tegenwoordige tijd: regelmatige werkwoorden
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: Onvoltooid tegenwoordige tijd: regelmatige werkwoorden
Toon vertaling Toon antwoordenantwoordt, brengt, werken, loopt, blijf, drinken, werk, wacht
Oefening 10: Hoofdzinnen en ja/nee-vragen
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: Hoofdzinnen en ja/nee-vragen
Toon vertaling Toon antwoordenkom, Woon, Zijn, woon
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
A1.8.2 Grammatica
Onvoltooid tegenwoordige tijd: regelmatige werkwoorden
Onvoltooid tegenwoordige tijd: regelmatige werkwoorden
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Geven geven Delen Gekopieerd!
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
Nederlands | Nederlands |
---|---|
(ik) geef | (ik) geef |
(jij) geeft / geef | (jij) geeft / geef |
(hij/zij/het) geeft | (hij/zij/het) geeft |
(wij) geven | (wij) geven |
(jullie) geven | (jullie) geven |
(zij) geven | (zij) geven |
Ontvangen ontvangen Delen Gekopieerd!
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
Nederlands | Nederlands |
---|---|
(ik) ontvang | (ik) ontvang |
(jij) ontvangt/ontvang | (jij) ontvangt/ontvang |
(hij/zij/het) ontvangt | (hij/zij/het) ontvangt |
(wij) ontvangen | (wij) ontvangen |
(jullie) ontvangen | (jullie) ontvangen |
(zij) ontvangen | (zij) ontvangen |
Sturen sturen Delen Gekopieerd!
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
Nederlands | Nederlands |
---|---|
(ik) stuur | (ik) stuur |
(jij) stuurt/stuur | (jij) stuurt/stuur |
(hij/zij/het) stuurt | (hij/zij/het) stuurt |
(wij) sturen | (wij) sturen |
(jullie) sturen | (jullie) sturen |
(zij) sturen | (zij) sturen |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.
Adres- en contactgegevens leren begrijpen en gebruiken
In deze les leer je hoe je adres- en contactgegevens in het Nederlands vraagt en geeft. Het thema is erg praktisch en speelt zich bijvoorbeeld af in een postkantoor of op de werkplek. De focus ligt op regelmatige werkwoorden in de onvoltooid tegenwoordige tijd die je gebruikt bij het uitwisselen van informatie zoals een telefoonnummer, e-mailadres, of adres.
Belangrijke woorden en uitdrukkingen
Deze woorden zijn handig bij het spreken over adressen en contactinformatie:
- Adresgegevens: de postcode, het huisnummer, de geboorteplaats, wonen
- Contactgegevens: het telefoonnummer, het e-mailadres, het voorvoegsel, de telefoon
Hoofdstructuren: hoofdzinnen en ja/nee-vragen
Je oefent met:
- Hoofdzinnen om informatie te geven of te vragen, zoals: Ik woon op Kerkstraat 12.
- Ja/nee-vragen bijvoorbeeld: Blijft u vandaag thuis of reist u weg?
De regelmatige werkwoorden in de onvoltooid tegenwoordige tijd
De les behandelt vooral de vervoeging van werkwoorden die regelmatig zijn, zoals geven, ontvangen, sturen. Je leert hoe je deze werkwoorden juist gebruikt in zinnen met contact- en adresgegevens:
- Ik geef je mijn telefoonnummer.
- Hij ontvangt altijd berichten op zijn e-mailadres.
- Wij sturen de uitnodiging per post.
- Jij geeft altijd goede informatie.
Praktische dialogen om te oefenen
Je kunt gesprekken oefenen zoals het vragen en geven van contactgegevens op het werk, het geven van een adres bij een afspraak, en het controleren van contactgegevens bij een nieuwe klant. Voorbeelden zijn:
- „Hallo, ik ben Mark. Wat is jouw telefoonnummer?”
- „Waar woon je precies?”
- „Kunt u uw adres nogmaals geven, alstublieft?”
Korte verhaal om context te begrijpen
Een mini-verhaal over Michael en Anna laat zien hoe je contactgegevens uitwisselt en berichten stuurt. Dit helpt je de werkwoorden en woorden in een praktische situatie te begrijpen.
Verschillen en handige vergelijkingen met het Nederlands
Aangezien je Nederlands leert met Nederlandse instructies, zijn er geen verschillen in de uitleg van het Nederlands zelf nodig. Wel is het nuttig om te letten op de formele vormen in vragen, bijvoorbeeld het gebruik van kunt u en antwoorden in een beleefde context. Ook het verschil tussen wonen (verblijven op een adres) en werken komt vaak voor.
Handige uitdrukkingen om te onthouden zijn onder andere:
- „Wat is jouw telefoonnummer?” – standaardvraag om contactinformatie te krijgen.
- „Kunt u mij uw e-mailadres geven?” – beleefde vraag in formele situaties.
- „Mijn adres is …” – manier om je woonplaats te geven.
- „Ik stuur je een bericht.” – vaak gebruikte zin om contact op te nemen.