Leer hoe je een zondagse wandeling plant met vrienden, inclusief uitnodigen en besproken onderwerpen zoals 'wandelschoenen' en 'het bos'. Oefen met nuttige woorden als 'afspreken', 'pad' en 'weersvoorspelling'.
Luister- en leesmateriaal
Oefen woordenschat in context met echte materialen.
Woordenschat (16) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
De rivier
De rivier
2
Gemakkelijk
Gemakkelijk
3
Beschrijven
Beschrijven
4
Moeilijk
Moeilijk
5
De wandelreis
De wandelreis
Oefening 2: Gespreksoefening
Instructie:
- Hou je van wandelen? Waarom wel of waarom niet? (Hou je van wandelen? Waarom wel of waarom niet?)
- Welke kleding en hulpmiddelen neem je mee als je gaat wandelen? (Welke kleding en gereedschap neem je mee als je gaat wandelen?)
- In welk land wil je gaan wandelen? (In welk land wil je gaan wandelen?)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
Ik hou van wandelen omdat de natuur mooi is. Ik geniet van bergmeren en toppen met sneeuw. |
Ik houd van wandelen als er een goed pad is. |
Ik houd niet van wandelen omdat wandelingen lang en vermoeiend zijn. |
Het is erg belangrijk om water, een goede rugzak en goede kleding mee te nemen. |
Je moet comfortabele wandelschoenen en wandelstokken hebben. |
Ik ga vaak wandelen in landen met hoge bergen zoals Spanje, Frankrijk of Zwitserland. |
... |
Oefening 3: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 4: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Morgen ___ ik met vrienden een wandeling maken in het natuurgebied.
2. We ___ rustig omhoog naar de top van de berg.
3. Als het regent, ___ ik mijn wandelschoenen meenemen.
4. Gisteren ___ we langs de rivier en genoten we van de waterval.
Oefening 5: Op zondag een wandeling maken
Instructie:
Werkwoordschema's
Zich ontspannen - Zich ontspannen
Onvoltooid toekomende tijd
- ik zal mij ontspannen
- jij zult je ontspannen
- hij/zij/het zal zich ontspannen
- wij zullen ons ontspannen
- jullie zullen zich ontspannen
- zij zullen zich ontspannen
Stappen - Stappen
Onvoltooid verleden tijd
- ik stapte
- jij stapte
- hij/zij/het stapte
- wij stapten
- jullie stapten
- zij stapten
Zullen - Zullen
Onvoltooid toekomende tijd
- ik zal
- jij zult
- hij/zij/het zal
- wij zullen
- jullie zullen
- zij zullen
Hebben - Hebben
Tegenwoordige tijd
- ik heb
- jij hebt
- hij/zij/het heeft
- wij hebben
- jullie hebben
- zij hebben
Oefening 6: Zinsbouw: inversie
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: Zinsbouw: inversie
Toon vertaling Toon antwoordenhebben, heeft, ga, zal, wandelden, staan
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Zich ontspannen zich ontspannen Delen Gekopieerd!
Onvoltooid toekomende tijd (OTTk)
Nederlands | Nederlands |
---|---|
(ik) zal me ontspannen | (ik) zal me ontspannen |
(jij) zal je ontspannen / zult je ontspannen | (jij) zal je ontspannen / zult je ontspannen |
(hij/zij/het) zal zich ontspannen | (hij/zij/het) zal zich ontspannen |
(wij) zullen ons ontspannen | (wij) zullen ons ontspannen |
(jullie) zullen je ontspannen | (jullie) zullen je ontspannen |
(zij) zullen zich ontspannen | (zij) zullen zich ontspannen |
Stappen stappen Delen Gekopieerd!
Onvoltooid verleden tijd (OVT)
Nederlands | Nederlands |
---|---|
(ik) stapte | (ik) stapte |
(jij) stapte/stapte | (jij) stapte/stapte |
(hij/zij/het) stapte | (hij/zij/het) stapte |
(wij) stapten | (wij) stapten |
(jullie) stapten | (jullie) stapten |
(zij) stapten | (zij) stapten |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.
Inleiding: Wandelen op zondag
Deze les draait om het plannen en bespreken van een wandeling met vrienden op zondag. Je leert hoe je gesprekken voert over wandelingen, natuur en praktische afspraken in het Nederlands. De nadruk ligt op praktische taalgebruik en veelvoorkomende uitdrukkingen die je in het dagelijks leven kunt gebruiken.
Wat leer je in deze les?
Je oefent met dialogen waarin je samen wandelingen bespreekt bij het bos, de duinen en bekende Nederlandse wandelgebieden. Het thema nodigt uit tot het leren van:
- Het maken van plannen en afspraken, bijvoorbeeld "Wil je met mij meekomen?", "Hoe laat spreken we af?"
- Praten over weersomstandigheden en natuur, zoals "Is het pad goed begaanbaar?", "Je ziet er vaak meeuwen en konijnen."
- Woorden en uitdrukkingen rond wandelen: wandeling, wandelschoenen, route, natuurgebied
- Belangrijke werkwoordstijden zoals de onvoltooid tegenwoordige tijd, onvoltooid verleden tijd en onvoltooid toekomende tijd (bijvoorbeeld zal en stapten).
Zinsbouw: inversie
Een belangrijk grammaticaal punt in deze les is de inversie. Dit betekent dat het werkwoord in de hoofdzin direct na het onderwerp of juist voor het onderwerp kan staan, afhankelijk van de zin. Bijvoorbeeld:
- Ik wil zondag een wandeling maken.
- Wil je met mij meekomen?
In vragen staat het werkwoord vaak voor het onderwerp, wat typisch is voor de Nederlandse woordvolgorde.
Belangrijke woorden en uitdrukkingen
- Een wandeling maken – lopen als ontspanning in de natuur
- Zullen – gebruikt om plannen of toekomstige gebeurtenissen uit te drukken (Ik zal, We zullen)
- Gezelschap – vrienden of mensen die samen iets doen
- Afspreken – een tijd en plaats overeenkomen om elkaar te ontmoeten
- Pad begaanbaar – het wandelpad is goed en veilig te gebruiken
Praktische tips
Let op de vervoegingen van werkwoorden in verschillende tijden. Bijvoorbeeld:
- Vandaag stap IK, gisteren stapTE IK.
- Ik zal wandelen (toekomende tijd), ik wandelde (verleden tijd).
Gebruik zinnen met inversie om vragen te formuleren en soepel in gesprekken te komen.
Verschillen met andere talen
De instructietaal en de leerdoeltaal zijn beide Nederlands. Daarom is het niet nodig om vertalingen te geven, maar het is wel handig om te letten op de specifieke woordvolgorde en het gebruik van de werkwoordstijden in het Nederlands. Het Nederlands gebruikt bijvoorbeeld inversie in vragen en bij sommige bijzinnen, wat afwijkt van talen die een vaste woordvolgorde hanteren.
Handige woordjes en uitdrukkingen om te oefenen zijn onder andere: "Wil je meegaan?", "Hoe laat spreken we af?", "Het pad is begaanbaar.", "We nemen stevige schoenen mee."