A2.20: Familie-uitje naar de dierentuin

Gezinsuitje naar de dierentuin

Leer Nederlands rondom het thema 'Familie-uitje naar de dierentuin'. Oefen onbepaalde voornaamwoorden zoals 'iemand' en 'niemand', aanwijzende voornaamwoorden zelfstandig gebruiken, dagelijkse dialogen bij de dierentuin, en werkwoordvervoegingen in de verleden tijd. Ideaal voor A2-niveau leerlingen die praktische woordenschat en grammatica willen versterken.

Luister- en leesmateriaal

Oefen woordenschat in context met echte materialen.

A2.20.1 Kort verhaal

Beekse Bergen: safari in Nederland!

Beekse Bergen: safari in Nederland!


Woordenschat (14)

 Het dier: Het dier (Nederlands)

Het dier

Show

Het dier Show

 Het landschap: Het landschap (Nederlands)

Het landschap

Show

Het landschap Show

 De soort: De soort (Nederlands)

De soort

Show

De soort Show

 De leeuw: De leeuw (Nederlands)

De leeuw

Show

De leeuw Show

 De giraf: De giraf (Nederlands)

De giraf

Show

De giraf Show

 De tijger: De tijger (Nederlands)

De tijger

Show

De tijger Show

 De aap: De aap (Nederlands)

De aap

Show

De aap Show

 Tropisch: Tropisch (Nederlands)

Tropisch

Show

Tropisch Show

 Afrika: Afrika (Nederlands)

Afrika

Show

Afrika Show

 De woestijn: De woestijn (Nederlands)

De woestijn

Show

De woestijn Show

 Bewonderen (bewonderen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Bewonderen

Show

Bewonderen Show

 De jungle: De jungle (Nederlands)

De jungle

Show

De jungle Show

 Wild: Wild (Nederlands)

Wild

Show

Wild Show

 De olifant: De olifant (Nederlands)

De olifant

Show

De olifant Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Tropisch


Tropisch

2

Bewonderen


Bewonderen

3

De tijger


De tijger

4

De woestijn


De woestijn

5

Het dier


Het dier

Oefening 2: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 3: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. We ____ veel dieren tijdens ons familie-uitje naar de dierentuin.


2. Iedereen ____ het tropische dierenverblijf omdat het bijzonder was.


3. Volgende week ____ we ook de nieuwe jungle-expositie bewonderen.


4. Iemand ____ de kinderen rondleiden bij de olifanten in het park.


Oefening 4: Familie-uitje naar de dierentuin

Instructie:

Afgelopen weekend (Bezoeken - Onvoltooid verleden tijd) ik met mijn gezin de dierentuin. We (Zien - Onvoltooid verleden tijd) veel verschillende dieren, zoals de leeuw, de olifant en de giraf. Mijn zoon (Vinden - Onvoltooid verleden tijd) vooral de tijgers heel spannend. Samen (Bewonderen - Onvoltooid verleden tijd) we het tropische landschap met de jungle en de woestijn. Iedereen (Hebben - Onvoltooid verleden tijd) veel plezier en ik (Hopen - Onvoltooid heden) dat we snel weer zo'n dagje uit (Gaan - Onvoltooid heden) (Maken - Infinitief) .


Afgelopen weekend bezocht ik met mijn gezin de dierentuin. We zagen veel verschillende dieren, zoals de leeuw, de olifant en de giraf. Mijn zoon vond vooral de tijgers heel spannend. Samen bewonderden we het tropische landschap met de jungle en de woestijn. Iedereen had veel plezier en ik hoop dat we snel weer zo'n dagje uit gaan maken .

Werkwoordschema's

Bezoeken - Bezoeken

Onvoltooid verleden tijd

  • ik bezocht
  • jij bezocht
  • hij/zij bezocht
  • wij bezochten
  • jullie bezochten
  • zij bezochten

Zien - Zien

Onvoltooid verleden tijd

  • ik zag
  • jij zag
  • hij/zij zag
  • wij zagen
  • jullie zagen
  • zij zagen

Vinden - Vinden

Onvoltooid verleden tijd

  • ik vond
  • jij vond
  • hij/zij vond
  • wij vonden
  • jullie vonden
  • zij vonden

Bewonderen - Bewonderen

Onvoltooid verleden tijd

  • ik bewonderde
  • jij bewonderde
  • hij/zij bewonderde
  • wij bewonderden
  • jullie bewonderden
  • zij bewonderden

Hebben - Hebben

Onvoltooid verleden tijd

  • ik had
  • jij had
  • hij/zij had
  • wij hadden
  • jullie hadden
  • zij hadden

Hopen - Hopen

Onvoltooid heden

  • ik hoop
  • jij hoopt
  • hij/zij hoopt
  • wij hopen
  • jullie hopen
  • zij hopen

Gaan - Gaan

Onvoltooid heden

  • ik ga
  • jij gaat
  • hij/zij gaat
  • wij gaan
  • jullie gaan
  • zij gaan

Oefening 5: Onbepaalde voornaamwoorden (zoals iemand, niemand, alles)

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: Onbepaalde voornaamwoorden (zoals iemand, niemand, alles)

Toon vertaling Toon antwoorden

iemand, Iedereen, niets, Men, Alle, iets

1.
Er beweegt ... in de verte in de woestijn.
(Er beweegt iets in de verte in de woestijn.)
2.
... wilde met de olifanten mee.
(Iedereen wilde met de olifanten mee.)
3.
... dieren in de jungle zijn wild en snel.
(Alle dieren in de jungle zijn wild en snel.)
4.
Ze zei dat ze ... had gezien.
(Ze zei dat ze niets had gezien.)
5.
Er stond ... bij het hek van de giraffen.
(Er stond iemand bij het hek van de giraffen.)
6.
... zegt dat de leeuw 's nachts actief is.
(Men zegt dat de leeuw 's nachts actief is.)

Oefening 6: Zelfstandig gebruik van aanwijzende voornaamwoorden

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: Zelfstandig gebruik van aanwijzende voornaamwoorden

Toon vertaling Toon antwoorden

Dat, die, dat, Die, deze

1. De giraf:
... bij het water is erg mooi.
(Die bij het water is erg mooi.)
2. De aap:
Welke vind je de mooiste? Deze aap of ...?
(Welke vind je de mooiste? Deze aap of die?)
3. Het hok:
In dit hok zitten leeuwen en in ... tijgers.
(In dit hok zitten leeuwen en in dat tijgers.)
4. Het papier:
Waar is het papier? ... ligt op het bureau.
(Waar is het papier? Dat ligt op het bureau.)
5. De leeuw:
Waar is de leeuw? ... is net vertrokken.
(Waar is de leeuw? Die is net vertrokken.)
6. De schoenen:
Doe je die schoenen of ... aan om naar de jungle te gaan?
(Doe je die schoenen of deze aan om naar de jungle te gaan?)
7. De dieren:
We bewonderden vooral ... in het tropisch gebied.
(We bewonderden vooral die in het tropisch gebied.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A2.20.2 Grammatica

Onbepaalde voornaamwoorden (zoals iemand, niemand, alles)

Onbepaalde voornaamwoorden (zoals iemand, niemand, alles)


A2.20.3 Grammatica

Zelfstandig gebruik van aanwijzende voornaamwoorden

Zelfstandig gebruik van aanwijzende voornaamwoorden


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Zien zien

Onvoltooid verleden tijd (OVT)

Nederlands Nederlands
(ik) zag (ik) zag
(jij) zag / zagde (jij) zag / zagde
(hij/zij/het) zag (hij/zij/het) zag
(wij) zagen (wij) zagen
(jullie) zagen (jullie) zagen
(zij) zagen (zij) zagen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Bezoeken bezoeken

Onvoltooid verleden tijd (OVT)

Nederlands Nederlands
(ik) bezocht (ik) bezocht
(jij) bezocht (jij) bezocht
(hij/zij/het) bezocht (hij/zij/het) bezocht
(wij) bezochten (wij) bezochten
(jullie) bezochten (jullie) bezochten
(zij) bezochten (zij) bezochten

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Introductie: Een familie-uitje naar de dierentuin

Deze les helpt je om Nederlands te oefenen rond het thema van een gezellige familiedag in de dierentuin. Je leert werken met onbepaalde voornaamwoorden zoals iemand, niemand en alles en hoe je aanwijzende voornaamwoorden zelfstandig kunt gebruiken. De dialogen bespreken praktische situaties, bijvoorbeeld het plannen van een bezoek, informatie vragen bij de kassa, en het bespreken van dieren en landschappen.

Wat leer je in deze les?

  • Onbepaalde voornaamwoorden: woorden die verwijzen naar personen of dingen zonder ze precies te benoemen, zoals iemand en niemand.
  • Aanwijzende voornaamwoorden zelfstandig gebruiken, bijvoorbeeld die of dat in zinnen over dieren en plekken.
  • Dagelijkse gesprekken oefenen, zoals het vragen naar kortingen en voorzieningen bij de kassa.
  • Over dieren en landschappen praten in de dierentuin, met voorbeelden van woorden als leeuwen, savanne en speeltuin.
  • Werkwoordvervoegingen oefenen in de verleden tijd, zoals bezocht, zag en gingen.

Voorbeelden uit de les

Je oefent met zinnen als "Iedereen zal morgen de olifanten in de dierentuin bezoeken." en leert woordenschat rond dieren zoals tijgers, giraffen en apen. Ook oefen je kleine gesprekken bij de ingang:

  • "Is er iemand die korting geeft voor groepen?"
  • "Kan ik ook een plattegrond van de dierentuin krijgen?"

Uitleg bij taalgebruik

De les laat zien dat je in het Nederlands soms anders omgaat met aanwijzende voornaamwoorden dan in je moedertaal. Bijvoorbeeld, waar je in andere talen misschien een bijvoeglijk gebruik ziet, kan in het Nederlands het aanwijzend voornaamwoord zelfstandig gebruikt worden, zoals die of dat. Ook is het belangrijk om te weten hoe onbepaalde voornaamwoorden werken om algemene of onbepaalde personen aan te duiden.

Handige woorden en uitdrukkingen in deze context zijn onder meer: iemand (someone), niemand (no one), iedereen (everyone), dat (that), die (those/that one), en werkwoorden in de verleden tijd zoals bezocht (visited), zag (saw) en gingen (went).

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏