Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 2: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 3: Clusteren van woorden
Instructie: Wijs de onderstaande woorden toe aan de juiste categorie met betrekking tot dagelijkse diensten.
Miejsca usług (lokacje)
Godziny otwarcia usług
Ćwiczenie 4: Gespreksoefening
Instrukcja:
- Wat heeft Eva vandaag gedaan? Waar is ze langsgekomen? (Wat heeft Eva vandaag gedaan? Waar is ze langsgekomen?)
- Waar ben je vandaag geweest? (Waar ben je vandaag geweest?)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
Eva poszła dziś rano na siłownię. Eva is vanmorgen naar de sportschool gegaan. |
Później poszła do piekarni, żeby kupić coś do jedzenia. Daarna is ze langs de bakker gegaan om wat eten te kopen. |
Ona przeszła obok banku wieczorem. Ze is langs de bank gelopen in de avond. |
Dzisiaj poszedłem do szpitala, ponieważ pracuję tam jako lekarz. Ik ben vandaag naar het ziekenhuis gegaan omdat ik daar als arts werk. |
Byłem w szkole dzisiaj rano z powodu moich dzieci. Ik ben vanmorgen naar de school geweest vanwege mijn kinderen. |
Dziś poszedłem na uniwersytet i do biblioteki. Ik ben vandaag naar de universiteit en de bibliotheek geweest. |
... |
Oefening 5: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 6: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Gdzie ____ najbliższy bank?
(Waar ____ de dichtstbijzijnde bank?)2. Bank ____ obok poczty, po prawej stronie.
(De bank ____ naast het postkantoor, aan de rechterkant.)3. Czy wiesz, o której godzinie ____ poczta?
(Weet je hoe laat ____ het postkantoor?)4. Poczta ____ o godzinie dziewiątej.
(Het postkantoor ____ om negen uur.)Oefening 7: Zoeken naar diensten in de stad
Instructie:
Werkwoordschema's
Iść - Gaan
Czas teraźniejszy
- ja idę
- ty idziesz
- on/ona/ono idzie
- my idziemy
- wy idziecie
- oni/one idą
Otwierać - Openen
Czas teraźniejszy
- ja otwieram
- ty otwierasz
- on/ona/ono otwiera
- my otwieramy
- wy otwieracie
- oni/one otwierają
Zamykać - Sluiten
Czas teraźniejszy
- ja zamykam
- ty zamykasz
- on/ona/ono zamyka
- my zamykamy
- wy zamykacie
- oni/one zamykają
Kupować - Kopen
Czas teraźniejszy
- ja kupuję
- ty kupujesz
- on/ona/ono kupuje
- my kupujemy
- wy kupujecie
- oni/one kupują
Pytać - Vragen
Czas teraźniejszy
- ja pytam
- ty pytasz
- on/ona/ono pyta
- my pytamy
- wy pytacie
- oni/one pytają
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Pools oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.