Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 2: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 3: Clusteren van woorden
Instructie: Wijs de onderstaande woorden toe aan twee categorieën: huisdieren en activiteiten met betrekking tot hun verzorging.
Zwierzęta domowe
Czynności związane z opieką nad zwierzętami
Ćwiczenie 4: Gespreksoefening
Instrukcja:
- Noem elk huisdier op de foto. (Noem elk huisdier op de foto.)
- Vraag de anderen of ze een huisdier hebben. (Vraag de anderen of ze een huisdier hebben.)
- Beschrijf de dagelijkse verzorging van je huisdier. (Beschrijf de dagelijkse verzorging van uw huisdier.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
Widzę psa i kota. Ik zie een hond en een kat. |
Pies biegnie. De hond rent. |
Ten pies siedzi. Deze hond zit. |
Jakie masz zwierzęta domowe? Welke huisdieren heb je? |
Jak często karmisz swojego kota? Hoe vaak voer je je kat? |
Każdego ranka chodzę na spacer z moim psem. Elke ochtend ga ik wandelen met mijn hond. |
Codziennie czyszczę sierść mojego królika. Ik borstel elke dag het haar van mijn konijn. |
... |
Oefening 5: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 6: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Mam psa i każdego ranka ________ go na spacer.
(Ik heb een hond en elke ochtend ______ ik hem uit.)2. ______ mojego kota dwa razy dziennie.
(______ mijn kat twee keer per dag.)3. Mój chomik ______ w kołowrotku wieczorem.
(Mijn hamster ______ ’s avonds in het rad.)4. Codziennie ______ kuwetę mojego kota.
(Elke dag ______ ik de kattenbak van mijn kat schoon.)Oefening 7: Jouw huisdieren
Instructie:
Werkwoordschema's
Karmić - Voeren
Czas teraźniejszy
- ja karmię
- ty karmisz
- on/ona/ono karmi
- my karmimy
- wy karmicie
- oni/one karmią
Lubić - Houden van
Czas teraźniejszy
- ja lubię
- ty lubisz
- on/ona/ono lubi
- my lubimy
- wy lubicie
- oni/one lubią
Wyprowadzać - Uitlaten
Czas teraźniejszy
- ja wyprowadzam
- ty wyprowadzasz
- on/ona/ono wyprowadza
- my wyprowadzamy
- wy wyprowadzacie
- oni/one wyprowadzają
Bawić się - Spelen
Czas teraźniejszy
- ja bawię się
- ty bawisz się
- on/ona/ono bawi się
- my bawimy się
- wy bawicie się
- oni/one bawią się
Patrzeć - Kijken
Czas teraźniejszy
- ja patrzę
- ty patrzysz
- on/ona/ono patrzy
- my patrzymy
- wy patrzycie
- oni/one patrzą
Czyścić - Schoonmaken
Czas teraźniejszy
- ja czyszczę
- ty czyścisz
- on/ona/ono czyści
- my czyścimy
- wy czyścicie
- oni/one czyścą
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Pools oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.