A1.22: Lichaamsdelen

Partes del cuerpo

Deze les behandelt Spaanse woordenschat en zinnen over lichaamsdelen, het gebruik van meervoudsvormen, wederkerende werkwoorden en praktische dialogen bij de dokter en apotheek. Leer hoe je lichamelijke klachten uitdrukt en lichaamsdelen categoriseert, met nadruk op alledaagse toepasbaarheid.

Luister- en leesmateriaal

Oefen woordenschat in context met echte materialen.

Woordenschat (12)

 La cabeza: Het hoofd (Spaans)

La cabeza

Show

Het hoofd Show

 Los brazos: De armen (Spaans)

Los brazos

Show

De armen Show

 Las manos: De handen (Spaans)

Las manos

Show

De handen Show

 Las piernas: De benen (Spaans)

Las piernas

Show

De benen Show

 Los pies: De voeten (Spaans)

Los pies

Show

De voeten Show

 Los ojos: De ogen (Spaans)

Los ojos

Show

De ogen Show

 La nariz: De neus (Spaans)

La nariz

Show

De neus Show

 La boca: De mond (Spaans)

La boca

Show

De mond Show

 Las orejas: De oren (Spaans)

Las orejas

Show

De oren Show

 El pelo: Het haar (Spaans)

El pelo

Show

Het haar Show

 El cuerpo: Het lichaam (Spaans)

El cuerpo

Show

Het lichaam Show

 El cuello: De nek (Spaans)

El cuello

Show

De nek Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden
1.
dolor | tienes | cuerpo? | en | ¿Dónde | el
¿Dónde tienes dolor en el cuerpo?
(Waar heb je pijn in je lichaam?)
2.
las piernas | Me duelen | caminar mucho. | después de
Me duelen las piernas después de caminar mucho.
(Mijn benen doen pijn na veel lopen.)
3.
y listas | para trabajar. | Las manos | están limpias
Las manos están limpias y listas para trabajar.
(De handen zijn schoon en klaar om te werken.)
4.
favor? | nariz, | la | tocarte | ¿Puedes | por
¿Puedes tocarte la nariz, por favor?
(Kun je alsjeblieft aan je neus zitten?)
5.
para ver | son importantes | bien. | Los ojos
Los ojos son importantes para ver bien.
(De ogen zijn belangrijk om goed te zien.)
6.
es largo | El pelo | y negro. | de Ana
El pelo de Ana es largo y negro.
(Het haar van Ana is lang en zwart.)

Oefening 2: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

Las manos están frías porque hace viento hoy. (De handen zijn koud omdat het vandaag waait.)
Los ojos me duelen después de mirar mucho tiempo la pantalla. (Mijn ogen doen pijn na lang naar het scherm te hebben gekeken.)
La cabeza me duele cuando tengo mucho estrés. (Mijn hoofd doet pijn als ik veel stress heb.)
Las piernas están cansadas después de caminar mucho tiempo. (De benen zijn moe na lang te hebben gelopen.)

Oefening 3: Clusteren van woorden

Instructie: Classificeer deze woorden in twee groepen op basis van het lichaamsdeel waartoe ze behoren: hoofd of ledematen.

Partes de la cabeza

Extremidades

Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

La nariz


De neus

2

Las piernas


De benen

3

Los pies


De voeten

4

La cabeza


Het hoofd

5

La boca


De mond

Ejercicio 5: Gespreksoefening

Instrucción:

  1. Noem de lichaamsdelen. (Noem de lichaamsdelen.)
  2. Beschrijf waar het pijn doet. (Beschrijf waar het pijn doet.)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Un pie tiene cinco dedos.

Een voet heeft vijf tenen.

La cabeza tiene ojos, orejas, una nariz y una boca.

Het hoofd heeft ogen, oren, een neus en een mond.

Me duele el cuello.

Mijn nek doet pijn.

La espalda está conectada con el cuello.

De rug is verbonden met de nek.

...

Oefening 6: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 7: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Yo siempre ___ cuido las manos para evitar que se sequen.

(Ik ___ zorg altijd voor mijn handen om te voorkomen dat ze uitdrogen.)

2. Tú debes ___ lavar la cara antes de dormir para tener una piel sana.

(Jij moet ___ je gezicht wassen voor het slapen om een gezonde huid te hebben.)

3. Él ___ siente un poco cansado porque camina mucho todos los días.

(Hij ___ voelt zich een beetje moe omdat hij elke dag veel loopt.)

4. Nosotros ___ que descansar las piernas después de tanto trabajo.

(Wij ___ moeten de benen laten rusten na zoveel werk.)

Oefening 8: Een bezoek aan de dokter om voor het lichaam te zorgen

Instructie:

Hoy (Levantarse - Presente) temprano porque (Tener - Presente) dolor en la garganta y en las orejas. Al trabajar, (Usar - Presente) mucho las manos y a veces (Sentir - Presente) cansancio en los brazos y en las piernas. Decido ir al doctor que me (Explicar - Presente) que debo cuidar mejor mi cuerpo y que (Comer - Presente de subjuntivo) frutas para fortalecer mi salud. También (Recomendar - Presente) descansar y hacer ejercicios para los ojos y los pies. Finalmente, (Sentir - Presente) mejor después de seguir sus consejos.


Vandaag sta ik op vroeg omdat ik keelpijn en oorpijn heb . Tijdens het werken gebruik ik vaak mijn handen en soms voel ik vermoeidheid in mijn armen en benen. Ik besluit naar de dokter te gaan die me uitlegt dat ik beter voor mijn lichaam moet zorgen en dat ik fruit moet eten om mijn gezondheid te versterken. Ook raadt hij me aan om te rusten en oefeningen voor de ogen en voeten te doen. Uiteindelijk voel ik me beter na het volgen van zijn adviezen.

Werkwoordschema's

Levantarse - Opstaan

Presente

  • yo me levanto
  • tú te levantas
  • él/ella/Ud. se levanta
  • nosotros/as nos levantamos
  • vosotros/as os levantáis
  • ellos/ellas/Uds. se levantan

Tener - Hebben

Presente

  • yo tengo
  • tú tienes
  • él/ella/Ud. tiene
  • nosotros/as tenemos
  • vosotros/as tenéis
  • ellos/ellas/Uds. tienen

Usar - Gebruiken

Presente

  • yo uso
  • tú usas
  • él/ella/Ud. usa
  • nosotros/as usamos
  • vosotros/as usáis
  • ellos/ellas/Uds. usan

Sentir - Voelen

Presente

  • yo siento
  • tú sientes
  • él/ella/Ud. siente
  • nosotros/as sentimos
  • vosotros/as sentís
  • ellos/ellas/Uds. sienten

Explicar - Uitleggen

Presente

  • yo explico
  • tú explicas
  • él/ella/Ud. explica
  • nosotros/as explicamos
  • vosotros/as explicáis
  • ellos/ellas/Uds. explican

Comer - Eten

Presente de subjuntivo

  • yo coma
  • tú comas
  • él/ella/Ud. coma
  • nosotros/as comamos
  • vosotros/as comáis
  • ellos/ellas/Uds. coman

Recomendar - Aanraden

Presente

  • yo recomiendo
  • tú recomiendas
  • él/ella/Ud. recomienda
  • nosotros/as recomendamos
  • vosotros/as recomendáis
  • ellos/ellas/Uds. recomiendan

Oefening 9: El plural de los sustantivos

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: Het meervoud van zelfstandige naamwoorden

Toon vertaling Toon antwoorden

cuellos, brazos, narices, cuerpos, ojos, bocas, cabezas, orejas

1. La oreja :
Las ...
(De oren)
2. El brazo :
Los ...
(De armen)
3. La boca :
Las ...
(De monden)
4. El cuerpo :
Los ...
(De lichamen)
5. El cuello :
Los ...
(De nekken)
6. La nariz :
Las ...
(De neuzen)
7. La cabeza :
Las ...
(De hoofden)
8. El ojo :
Los ...
(De ogen)

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Spaans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Lichaamsdelen in het Spaans leren

In deze les leer je de basiswoordenschat over de lichaamsdelen in het Spaans. Je zult leren hoe je de namen van lichaamsdelen correct gebruikt, met speciale aandacht voor het meervoud van zelfstandige naamwoorden. Voorbeelden zijn "las manos" (de handen), "los ojos" (de ogen) en "la cabeza" (het hoofd).

Woordenschat en zinnen

Je oefent met zinnen zoals „¿Dónde tienes dolor en el cuerpo?“ en „Me duelen las piernas después de caminar mucho“, om pijn of gevoelens aan te geven. Het is belangrijk om vertrouwd te raken met het gebruik van bezittelijke voornaamwoorden en werkwoorden met wederkerende voornaamwoorden in context, zoals „yo me cuido“ of „tú te lavas“.

Samenhangende oefeningen en dialogen

Er zijn praktische dialogsituaties waarin je bijvoorbeeld bij de dokter of in de apotheek praat over lichaamsdelen, symptomen en medicijnen. Dit helpt je om taal in alledaagse situaties te gebruiken. Daarnaast wordt er geoefend met het indelen van lichaamsdelen in categorieën: hoofd (la cabeza, el cuello, la boca, enz.) en ledematen (las manos, los pies).

Belangrijke opmerkingen over taalverschillen

In het Spaans wordt vaak gebruikgemaakt van wederkerende werkwoorden voor lichaam gerelateerde acties, zoals "lavarse" (zich wassen) of "cuidadarse" (zich verzorgen), wat in het Nederlands soms anders wordt geconstrueerd. Een voorbeeldzin is „Yo siempre me cuido las manos“ wat betekent „Ik zorg altijd voor mijn handen“. Ook is het Spaans rijk aan specifieke woorden voor lichaamsdelen die in het Nederlands vaak met een breed begrip worden aangeduid. Let bijvoorbeeld op het verschil tussen "la nariz" (de neus) en "los ojos" (de ogen). Deze nuances helpen je je uitdrukkingen te verfijnen in het Spaans.

Voorbereiding op het vervolg

Met deze les leg je een stevige basis voor toekomstige gesprekken over gezondheid en welzijn. Het oefenen met zinnen over pijn, lichamelijke activiteiten en dagelijkse verzorging bereidt je voor op gesprekken in de medische sfeer en sport of fitness.

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏