A1.23: Fysiek en uiterlijk

Apariencia física

Leer Spaanse woorden en uitdrukkingen over fysieke kenmerken zoals alto (lang), bajo (kort), castaño (kastanjebruin) en rubio (blond). Oefen ook reflexieve werkwoorden als afeitarse (zich scheren) en secarse (zich afdrogen) in praktische zinnen.

Luister- en leesmateriaal

Oefen woordenschat in context met echte materialen.

Woordenschat (16)

 Bajo: Klein (Spaans)

Bajo

Show

Klein Show

 Alto: Lang (Spaans)

Alto

Show

Lang Show

 Largo: Lang (Spaans)

Largo

Show

Lang Show

 Corto: kort (Spaans)

Corto

Show

Kort Show

 Gordo: dik (Spaans)

Gordo

Show

Dik Show

 Delgado: Dun (Spaans)

Delgado

Show

Dun Show

 Moreno: donker (Spaans)

Moreno

Show

Donker Show

 Rubio: Blond (Spaans)

Rubio

Show

Blond Show

 Pelirrojo: Roodharig (Spaans)

Pelirrojo

Show

Roodharig Show

 Castaño: kastanjebruin (Spaans)

Castaño

Show

Kastanjebruin Show

 Guapo: Knap (Spaans)

Guapo

Show

Knap Show

 Feo: Lelijk (Spaans)

Feo

Show

Lelijk Show

 Afeitarse (zich scheren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Afeitarse

Show

Zich scheren Show

 Secarse (zich afdrogen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Secarse

Show

Zich afdrogen Show

 La gente: De mensen (Spaans)

La gente

Show

De mensen Show

 Igual: Gelijk (Spaans)

Igual

Show

Gelijk Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden
1.
es | bajo? | ¿Tu | hermano | alto | o
¿Tu hermano es alto o bajo?
(Is je broer lang of kort?)
2.
pelo corto | La chica | y castaño. | tiene el
La chica tiene el pelo corto y castaño.
(Het meisje heeft kort bruin haar.)
3.
trabajo. | se afeita | antes de | cada mañana | Mi amigo | ir al
Mi amigo se afeita cada mañana antes de ir al trabajo.
(Mijn vriend scheert zich elke ochtend voordat hij naar zijn werk gaat.)
4.
y limpia. | ropa bonita | elegantes llevan | Las personas
Las personas elegantes llevan ropa bonita y limpia.
(Elegante mensen dragen mooie en schone kleren.)
5.
es guapo | los ojos | El señor | morenos. | y tiene
El señor es guapo y tiene los ojos morenos.
(De heer is knap en heeft bruine ogen.)
6.
seco el | Después de | la toalla. | pelo con | nadar, me
Después de nadar, me seco el pelo con la toalla.
(Na het zwemmen droog ik mijn haar af met de handdoek.)

Oefening 2: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

El chico alto juega al baloncesto. (De lange jongen speelt basketbal.)
Ella se afeita cada mañana antes del trabajo. (Zij scheert zich elke ochtend voor het werk.)
Mi amiga tiene el pelo corto y castaño. (Mijn vriendin heeft kort kastanjebruin haar.)
Los señores morenos son muy amables. (De bruine heren zijn erg vriendelijk.)

Oefening 3: Clusteren van woorden

Instructie: Classificeer de woorden in twee categorieën op basis van of ze kenmerken van de lengte of de haarkleur beschrijven.

Altura y complexión

Color de cabello

Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Feo


Lelijk

2

Delgado


Dun

3

Rubio


Blond

4

Secarse


Zich afdrogen

5

Bajo


Klein

Ejercicio 5: Gespreksoefening

Instrucción:

  1. Beschrijf de mensen en dieren in de afbeeldingen. (Beschrijf de mensen en dieren op de foto's.)
  2. Beschrijf de persoon die naast je zit. (Beschrijf de persoon die naast je zit.)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

La primera mujer tiene el pelo corto y rubio.

De eerste vrouw heeft kort blond haar.

Tiene el pelo negro y corto. Se afeita.

Hij heeft kort zwart haar. Hij scheert zich.

El perro es muy alto y delgado.

De hond is erg lang en dun.

Claire es alta y tiene el pelo largo y rubio.

Claire is lang en heeft lang blond haar.

Tiene el pelo corto y oscuro.

Hij heeft kort donker haar.

Él es muy alto.

Hij is erg lang.

...

Oefening 6: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 7: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Primero, Juan ___ afeita todas las mañanas antes de ir al trabajo.

(Eerst ___ Juan zich elke ochtend voordat hij naar zijn werk gaat.)

2. Él es alto y siempre ___ bien vestido y elegante.

(Hij is lang en ___ altijd mooi gekleed en elegant.)

3. Luego, después de afeitarse, ___ seca la cara con una toalla limpia.

(Vervolgens droogt hij ___ zijn gezicht af met een schone handdoek na het scheren.)

4. Sus amigos dicen que Juan es el más ___ del grupo porque cuida su apariencia.

(Zijn vrienden zeggen dat Juan de ___ van de groep is omdat hij op zijn uiterlijk let.)

Oefening 8: Een ochtend met Javier

Instructie:

Esta mañana, yo (Afeitarse - Presente) temprano porque tengo una reunión importante en el trabajo. Javier, mi amigo, (Secarse - Presente) el pelo mientras hablamos. Él es alto y moreno, con el pelo corto y elegante. Yo soy un poco más bajo y rubio. Después de prepararnos, (Salir - Presente) juntos para tomar un café. En el café, Javier siempre (Secarse - Presente) las manos con una servilleta porque está nervioso antes de sus presentaciones. Nosotros (Esperar - Presente) que el día (Salir - Subjuntivo Presente) bien y que la gente nos vea bien y profesional.


Deze ochtend scheer ik me vroeg omdat ik een belangrijke vergadering op het werk heb. Javier, mijn vriend, droogt zijn haar terwijl we praten. Hij is lang en donker, met kort en stijlvol haar. Ik ben iets kleiner en blond. Nadat we ons hebben klaargemaakt, vertrekken we samen om een kop koffie te drinken. In het café droogt Javier altijd zijn handen af met een servet omdat hij nerveus is voor zijn presentaties. Wij hoffen dat de dag goed verloopt en dat mensen ons professioneel en goed gekleed zien.

Werkwoordschema's

Afeitarse - Zich scheren

Presente

  • yo me afeito
  • tú te afeitas
  • él/ella/usted se afeita
  • nosotros/nosotras nos afeitamos
  • vosotros/vosotras os afeitáis
  • ellos/ellas/ustedes se afeitan

Secarse - Zich drogen

Presente

  • yo me seco
  • tú te secas
  • él/ella/usted se seca
  • nosotros/nosotras nos secamos
  • vosotros/vosotras os secáis
  • ellos/ellas/ustedes se secan

Salir - Vertrekken

Presente

  • yo salgo
  • tú sales
  • él/ella/usted sale
  • nosotros/nosotras salimos
  • vosotros/vosotras salís
  • ellos/ellas/ustedes salen

Esperar - Hopen

Presente

  • yo espero
  • tú esperas
  • él/ella/usted espera
  • nosotros/nosotras esperamos
  • vosotros/vosotras esperáis
  • ellos/ellas/ustedes esperan

Salir - Vertrekken

Subjuntivo Presente

  • yo salga
  • tú salgas
  • él/ella/usted salga
  • nosotros/nosotras salgamos
  • vosotros/vosotras salgáis
  • ellos/ellas/ustedes salgan

Oefening 9: La concordancia de los adjetivos

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: De overeenkomst van de bijvoeglijke naamwoorden

Toon vertaling Toon antwoorden

pelirrojo, alta, corto, castaños, larga, bajo, morena, guapa

1.
Él tiene el pelo ....
(Hij heeft kort haar.)
2.
Él se afeita la barba ....
(Hij scheert zich de lange baard.)
3.
Ella es ..., mide casi dos metros.
(Zij is lang, ze is bijna twee meter.)
4.
Mi hermano es más ... que yo. Yo soy más alta.
(Mijn broer is kleiner dan ik. Ik ben langer.)
5.
La niña es muy ....
(Het meisje is heel knap.)
6.
Ella tiene el pelo de color ....
(Zij heeft rood haar.)
7.
La chica ... es muy simpática.
(Het donkere meisje is heel aardig.)
8.
Mis ojos son ... como mi pelo.
(Mijn ogen zijn bruin zoals mijn haar.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A1.23.2 Gramática

La concordancia de los adjetivos

De overeenkomst van de bijvoeglijke naamwoorden


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Afeitarse zich scheren

Presente

Spaans Nederlands
(yo) me afeito ik scheer me
(tú) te afeitas jij scheert je
(él/ella) se afeita hij/zij scheert zich
(nosotros/nosotras) nos afeitamos wij scheren ons
(vosotros/vosotras) os afeitáis jullie scheren zich
(ellos/ellas) se afeitan zij scheren zich

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Secarse zich afdrogen

Presente

Spaans Nederlands
(yo) me seco Ik droog me af
(tú) te secas jij droogt je af
(él/ella) se seca hij/zij droogt zich af
(nosotros/nosotras) nos secamos wij drogen ons af
(vosotros/vosotras) os secáis jullie drogen je af
(ellos/ellas) se secan zij drogen zich af

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Spaans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Fysieke verschijning in het Spaans

In deze les leer je hoe je in het Spaans mensen kunt beschrijven op basis van hun fysieke kenmerken. Je oefent met het gebruik van bijvoeglijke naamwoorden om eigenschappen als lengte, haarkleur en algemene uitstraling te benoemen. Het niveau is A1, dus het richt zich op basiswoordenschat en eenvoudige zinnen.

Belangrijke thema's en woordenschat

  • Bijvoeglijke naamwoorden voor lengte: alto (lang), bajo/baja (kort)
  • Bijvoeglijke naamwoorden voor haartype en kleur: castaño (kastanjebruin), rubio (blond), pelirrojo (ros rood), moreno (donker haar), largo (lang), corto (kort)
  • Overige omschrijvingen: delgado (slank), elegante (elegant), simpático (vriendelijk), musculoso (gespierd)

Grote lijnen van de grammatica

Je leert ook werkwoorden gebruiken die reflexief zijn, zoals afeitarse (zich scheren) en secarse (zich afdrogen). Dit zijn standaard werkwoorden in de tegenwoordige tijd:

  • yo me afeito (ik scheer me)
  • tú te secas (jij droogt je af)
  • él/ella se afeita (hij/zij scheert zich)

Voorbeelden uit de les

Enkele voorbeeldzinnen die je tegenkomt zijn:

  • ¿Cómo es tu hermano? Es alto y moreno.
  • La mujer tiene el pelo corto y castaño.
  • Él es bajo, pero muy elegante y simpático.
  • Todos los días me afeito antes de salir.

Culturele en taalkundige opmerkingen

In het Spaans is de plaatsing van bijvoeglijke naamwoorden vaak anders dan in het Nederlands. Adjectieven staan meestal ná het zelfstandig naamwoord, bijvoorbeeld el pelo corto (het korte haar), terwijl in het Nederlands het adjectief vóór het zelfstandig naamwoord staat. Ook is het gebruik van reflexieve werkwoorden zoals afeitarse iets wat je in het Nederlands met een wederkerend voornaamwoord uitdrukt, maar dit is niet altijd een woord-voor-woord overeenkomst.

Handige woorden en uitdrukkingen om te onthouden zijn:

  • Alto/a – lang (qua lengte)
  • Bajo/a – kort (qua lengte)
  • Castaño – kastanjebruin (haar)
  • Rubio – blond (haar)
  • Pelirrojo – roodharig
  • Elegante – elegant
  • Me afeito – ik scheer me

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏