A2.34: Im Ruhestand

Met pensioen gaan

Diese Lektion vermittelt den Gebrauch von nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden im Kontext des Ruhestands, mit Ausdrücken wie 'met pensioen zijn' und 'genieten van vrije tijd', um Gespräche über Pläne und Aktivitäten nach dem Arbeitsleben zu führen.

Wortschatz (13)

 Het pensioen: Die Rente (Niederländisch)

Het pensioen

Anzeigen

Die rente Anzeigen

 Met pensioen gaan: In den Ruhestand gehen (Niederländisch)

Met pensioen gaan

Anzeigen

In den ruhestand gehen Anzeigen

 Het vrijwilligerswerk: Die Freiwilligenarbeit (Niederländisch)

Het vrijwilligerswerk

Anzeigen

Die freiwilligenarbeit Anzeigen

 De uitkering: Die Rente (Niederländisch)

De uitkering

Anzeigen

Die rente Anzeigen

 De vrije tijd: Die Freizeit (Niederländisch)

De vrije tijd

Anzeigen

Die freizeit Anzeigen

 Vrije tijd hebben: Freizeit haben (Niederländisch)

Vrije tijd hebben

Anzeigen

Freizeit haben Anzeigen

 Het risico: Das Risiko (Niederländisch)

Het risico

Anzeigen

Das risiko Anzeigen

 Het doel: Das Ziel (Niederländisch)

Het doel

Anzeigen

Das ziel Anzeigen

 De mogelijkheid: Die Möglichkeit (Niederländisch)

De mogelijkheid

Anzeigen

Die möglichkeit Anzeigen

 Waarschijnlijk: wahrscheinlich (Niederländisch)

Waarschijnlijk

Anzeigen

Wahrscheinlich Anzeigen

 Beslissen (entscheiden) - Verbkonjugation und Übungen

Beslissen

Anzeigen

Entscheiden Anzeigen

 Zich vervelen (sich langweilen) - Verbkonjugation und Übungen

Zich vervelen

Anzeigen

Sich langweilen Anzeigen

 Genieten (genießen) - Verbkonjugation und Übungen

Genieten

Anzeigen

Genießen Anzeigen

Übungen

Diese Übungen können während Konversationsstunden oder als Hausaufgaben gemacht werden.

Übung 1: Übersetzen und in einem Satz verwenden

Anleitung: Wählen Sie ein Wort, übersetzen Sie es und verwenden Sie das Wort in einem Satz oder Dialog.

1

Het risico


Das Risiko

2

Het doel


Das Ziel

3

Het pensioen


Die Rente

4

De uitkering


Die Rente

5

Genieten


Genießen

Oefening 2: Gesprächsübung

Instructie:

  1. Wie lange arbeiten Sie schon und wann werden Sie in Rente gehen? (Wie lange arbeiten Sie schon und wann werden Sie in Rente gehen?)
  2. Welche Aktivitäten werden Sie im Ruhestand weiterhin ausüben? (Welche Aktivitäten werden Sie in der Rente weiterhin ausüben?)
  3. Welche Änderungen werden Sie vornehmen, wenn Sie in Rente gehen? Wie werden Sie Ihre freie Zeit nutzen? (Welche Änderungen werden Sie vornehmen, wenn Sie in Rente gehen? Wie werden Sie Ihre Freizeit nutzen?)

Unterrichtsrichtlinien +/- 10 Minuten

Beispielsätze:

Ik werk al 10 jaar. Ik wil met pensioen gaan als ik 60 ben.

Ich arbeite seit 10 Jahren. Ich möchte in Rente gehen, wenn ich 60 bin.

Ik ben 5 jaar geleden met mijn baan begonnen. Ik weet niet wanneer ik met pensioen ga.

Ich habe vor 5 Jahren meine Arbeit begonnen. Ich weiß nicht, wann ich in Rente gehen werde.

Ik wil Engels blijven leren en elke dag oefenen.

Ich möchte weiterhin Englisch lernen und jeden Tag üben.

Ik wil mijn vrienden blijven ontmoeten en sporten.

Ich möchte weiterhin meine Freunde treffen und Sport treiben.

Ik wil naar nieuwe plaatsen reizen en meer ontspannen.

Ich möchte neue Orte bereisen und mich mehr entspannen.

Ik zal kunstlessen volgen en vaak mijn familie bezoeken.

Ich werde einige Kunstkurse belegen und meine Familie oft besuchen.

...

Übung 3: Dialogkarten

Anleitung: Wähle eine Situation aus und übe das Gespräch mit deinem Lehrer oder deinen Mitschülern.

Übung 4: Mehrfachauswahl

Anleitung: Wählen Sie die richtige Lösung

1. Als ik met pensioen ben, zal ik ___ niet snel vervelen.

(Wenn ich in Rente bin, werde ich mich ___ nicht schnell langweilen.)

2. Ik ___ binnenkort van mijn vrije tijd.

(Ich ___ bald meine Freizeit.)

3. Misschien zal ik vrijwilligerswerk ___ om actief te blijven.

(Vielleicht werde ich ehrenamtlich ___, um aktiv zu bleiben.)

4. Als ik meer vrije tijd ___, wil ik reizen en meer genieten.

(Wenn ich mehr Freizeit ___, möchte ich reisen und mehr genießen.)

Übung 5: Im Ruhestand: Pläne machen und die Freizeit genießen

Anleitung:

Na zijn werkdag (Zich vervelen - OTT) Tom zich niet, omdat hij al plannen heeft. Hij (Beslissen - OTT) dat hij vrijwilligerswerk wil gaan doen, want hij wil iets teruggeven aan de samenleving. "Ik (Genieten - OTTk) genieten van mijn vrije tijd en nieuwe activiteiten," zegt hij. Zijn vrouw en hij (Genieten - OTT) ook van het idee om samen meer te reizen. Ze weten dat het pensioen (Zijn - OTT) een nieuwe fase in hun leven, en ze kijken ernaar uit.


Nach seinem Arbeitstag langweilt sich Tom nicht, weil er bereits Pläne hat. Er beschließt, ehrenamtlich tätig zu werden, denn er möchte der Gesellschaft etwas zurückgeben. "Ich werde meine Freizeit und neue Aktivitäten genießen," sagt er. Seine Frau und er freuen sich auch auf die Idee, zusammen mehr zu reisen. Sie wissen, dass die Rente eine neue Phase in ihrem Leben ist, und sie freuen sich darauf.

Verbtabellen

Zich vervelen - Sich langweilen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

  • ik verveel mij
  • jij/je/U verveelt zich
  • hij/zij/het verveelt zich
  • wij/we vervelen ons
  • jullie vervelen je
  • zij/ze vervelen zich

Beslissen - Beschließen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

  • ik beslis
  • jij/je/U beslist
  • hij/zij/het beslist
  • wij/we beslissen
  • jullie beslissen
  • zij/ze beslissen

Genieten - Genießen

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk)

  • ik zal genieten
  • jij zult genieten
  • hij/zij/het zal genieten
  • wij zullen genieten
  • jullie zullen genieten
  • zij zullen genieten

Genieten - Genießen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

  • ik geniet
  • jij/je/U geniet
  • hij/zij/het geniet
  • wij/we genieten
  • jullie genieten
  • zij/ze genieten

Zijn - Sein

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

  • ik ben
  • jij/je/U bent
  • hij/zij/het is
  • wij/we zijn
  • jullie zijn
  • zij/ze zijn

Übung 6: Nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden

Anleitung: Füllen Sie das richtige Wort ein.

Grammatik: Nebenordnende und unterordnende Konjunktionen

Übersetzung anzeigen Antworten zeigen

want, en, omdat, om, of, zonder, maar

1.
Ik ga naar buiten ... ik geniet van het mooie weer.
(Ich gehe nach draußen und ich genieße das schöne Wetter.)
2.
Wil je naar het strand ... naar het zwembad in je vrije tijd?
(Möchtest du in deiner Freizeit an den Strand oder ins Schwimmbad gehen?)
3.
Ik beslis om met pensioen te gaan ... meer vrije tijd te hebben.
(Ich entscheide mich, in Rente zu gehen, um mehr Freizeit zu haben.)
4.
Ik neem het risico, ... ik wil genieten van het leven.
(Ich gehe das Risiko ein, denn ich möchte das Leben genießen.)
5.
Het pensioen is belangrijk, ... ik wil me ook niet vervelen.
(Die Rente ist wichtig, aber ich will mich auch nicht langweilen.)
6.
Ik doe vrijwilligerswerk ... ik veel vrije tijd heb.
(Ich mache Freiwilligenarbeit, weil ich viel Freizeit habe.)
7.
Hij ging weg, ... iets te zeggen.
(Er ging weg, ohne etwas zu sagen.)
8.
Wil je vrijwilligerswerk doen ... ga niet toen tijdens je pensioen?
(Möchtest du Freiwilligenarbeit leisten oder nicht während deiner Pension?)

Grammatik

Es ist nicht das Aufregendste, das geben wir zu, aber es ist absolut notwendig (und wir versprechen, es wird sich lohnen)!

A2.34.1 Grammatica

Nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden

Nebenordnende und unterordnende Konjunktionen


Verbkonjugationstabellen für diese Lektion

Zich vervelen sich langweilen

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)

Niederländisch Deutsch
(ik) verveel ich langweile mich
(jij) verveelt / verveel du langweilst/mir ist langweilig
(hij/zij/het) verveelt er/sie/es langweilt sich
(wij) vervelen wir langweilen uns
(jullie) vervelen ihr langweilt euch
(zij) vervelen sie langweilen sich

Übungen und Beispielsätze

Genieten genießen

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk)

Niederländisch Deutsch
(ik) zal genieten / zal gaan genieten Ich werde genießen / werde genießen
(jij) zal genieten / zal gaan genieten du wirst genießen / wirst genießen
(hij/zij/het) zal genieten / zal gaan genieten er wird genießen / wird genießen
(wij) zullen genieten / zullen gaan genieten wir werden genießen / werden zu genießen beginnen
(jullie) zullen genieten / zullen gaan genieten Ihr werdet genießen/ihr werdet genießen
(zij) zullen genieten / zullen gaan genieten sie werden genießen / werden genießen

Übungen und Beispielsätze

Sie sehen keinen Fortschritt beim selbstständigen Lernen? Lernen Sie dieses Material mit einem zertifizierten Lehrer!

Möchten Sie heute Niederländisch üben? Das ist möglich! Kontaktieren Sie einfach noch heute einen unserer Lehrer.

Jetzt anmelden!

Überblick: Nevenschikkende und onderschikkende voegwoorden im Niederländischen

In dieser Lektion beschäftigen wir uns mit zwei wichtigen Arten von Bindewörtern im Niederländischen: nevenschikkende voegwoorden (nebenordnende Konjunktionen) und onderschikkende voegwoorden (unterordnende Konjunktionen). Diese Wörter verbinden Sätze oder Satzteile und sind entscheidend für das Verständnis und die Bildung komplexerer Satzstrukturen.

Was sind nevenschikkende voegwoorden?

Nevenschikkende voegwoorden verbinden zwei Hauptsätze, die gleichrangig sind. Beispiele sind:

  • en (und)
  • maar (aber)
  • of (oder)
  • want (denn)

Beispiel: "Ik reis graag en ik lees veel." – Hier werden zwei Hauptsätze miteinander verbunden.

Was sind onderschikkende voegwoorden?

Onderschikkende voegwoorden verbinden einen Hauptsatz mit einem Nebensatz, wobei der Nebensatz vom Hauptsatz abhängt. Beispiele sind:

  • omdat (weil)
  • als (wenn, falls)
  • terwijl (während)
  • dat (dass)

Beispiel: „Ik ga op reis als ik met pensioen ben.“ – Hier leitet „als“ den Nebensatz ein.

Wichtige Ausdrücke und Vokabeln zum Thema Pensionierung

Die Lektion enthält praxisnahe Dialoge rund um das Thema „Pensionierung“ mit alltäglichen Ausdrücken und Verben:

  • met pensioen gaan – in Rente gehen
  • reizen – reisen
  • vrijwilligerswerk doen – ehrenamtlich arbeiten
  • genieten van – genießen
  • tijd doorbrengen – Zeit verbringen

Diese Vokabeln werden im Kontext verwendet, um Gespräche und Pläne nach dem Ruhestand zu beschreiben.

Verbkonjugationen im Präsens und zukünftigen Präsens

In der Lektion werden häufig genutzte Verben wie verveelen (sich langweilen), beslissen (entscheiden), genieten (genießen), und zijn (sein) in verschiedenen Zeiten behandelt:

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd (Präsens): Ik geniet, jij beslis, hij is
  • Onvoltooid tegenwoordige toekomst (Präsens Futur): Ik zal genieten, jij zult genieten

Das Verständnis dieser Konjugationen hilft, über Pläne und zukünftige Aktivitäten zu sprechen.

Besonderheiten im Vergleich zu Deutsch

Im Niederländischen ist die Verwendung von nevenschikkende und onderschikkende voegwoorden ähnlich wie im Deutschen, doch die Wortstellung kann sich unterscheiden. Zum Beispiel:

  • Omdat ik met pensioen ben, reis ik veel. (Weil ich im Ruhestand bin, reise ich viel.)
    Im Deutschen steht das Verb am Ende des Nebensatzes, im Niederländischen ebenfalls, jedoch ist die Satzstruktur oft flexibler.
  • Ik ga op reis als ik met pensioen ben. (Ich gehe auf Reisen, wenn ich in Rente bin.)
    Das „als“ verbindet hier Haupt- und Nebensatz wie „wenn“ im Deutschen.

Nützliche Wörter und ihre deutschen Entsprechungen:

  • met pensioen gaan – in Rente gehen
  • vrijwilligerswerk doen – ehrenamtliche Arbeit leisten
  • genieten van – genießen
  • tijd besteden aan – Zeit widmen/verwenden für

Fazit

Diese Lektion unterstützt dabei, komplexere Sätze zu bilden und Gespräche über das Thema Pensionierung zu führen. Das Verständnis von nevenschikkende und onderschikkende voegwoorden ist essenziell für flüssiges Niederländisch auf A2-Niveau.

Diese Lektionen wären ohne unsere großartigen Partner nicht möglich🙏