Leer in deze les A1-niveau getallen en tellen in het Nederlands. Oefen met hoofdtelwoorden tot honderd, maak eenvoudige berekeningen zoals optellen en delen, en pas getallen toe in dagelijkse dialogen zoals boodschappen doen en telefoonnummers uitwisselen. Begrijp ook praktische woorden voor rekenen en voorbeelden van zinnen om je taalgebruik te versterken.
Luister- en leesmateriaal
Oefen woordenschat in context met echte materialen.
Woordenschat (25) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 2: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 3: Clusteren van woorden
Instructie: Verdeel de onderstaande woorden in twee groepen: cijfers en rekenwoorden.
Cijfers
Rekenwoorden
Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
Tien
Tien
2
Zeventig
Zeventig
3
Tachtig
Tachtig
4
Zes
Zes
5
Drie
Drie
Oefening 5: Gespreksoefening
Instructie:
- Lees de rekenopgaven hardop voor en los ze op. (Lees de rekentaken hardop voor en los ze op.)
- Geef een rekenopdracht aan de anderen. (Geef een rekentaak aan de anderen.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Oefening 6: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 7: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Ik ___ de cijfers tot honderd.
2. Jij ___ de aantallen goed.
3. Hij ___ elke dag Nederlands.
4. Wij ___ samen van één tot twintig.
Oefening 8: Tellen en studeren
Instructie:
Werkwoordschema's
Tellen - Tellen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik tel
- jij telt
- hij/zij/het telt
- wij/jullie/zij tellen
Leren - Leren
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik leer
- jij leert
- hij/zij/het leert
- wij/jullie/zij leren
Studeren - Studeren
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik studeer
- jij studeert
- hij/zij/het studeert
- wij/jullie/zij studeren
Oefening 9: Hoofdtelwoorden
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: Hoofdtelwoorden
Toon vertaling Toon antwoordendriehonderd, één, tien, negentig, twintig, tweehonderd, vijf, honderd
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Tellen tellen Delen Gekopieerd!
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
Nederlands | Nederlands |
---|---|
(ik) tel | (ik) tel |
(jij) telt | (jij) telt |
(hij/zij/het) telt | (hij/zij/het) telt |
(wij) tellen | (wij) tellen |
(jullie) tellen | (jullie) tellen |
(zij) tellen | (zij) tellen |
Studeren studeren Delen Gekopieerd!
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
Nederlands | Nederlands |
---|---|
(ik) studeer | (ik) studeer |
(jij) studeert / studeer | (jij) studeert / studeer |
(hij/zij/het) studeert | (hij/zij/het) studeert |
(wij) studeren | (wij) studeren |
(jullie) studeren | (jullie) studeren |
(zij) studeren | (zij) studeren |
Leren leren Delen Gekopieerd!
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
Nederlands | Nederlands |
---|---|
(ik) leer | (ik) leer |
(jij) leert/leer | (jij) leert/leer |
(hij/zij/het) leert | (hij/zij/het) leert |
(wij) leren | (wij) leren |
(jullie) leren | (jullie) leren |
(zij) leren | (zij) leren |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.
Leer getallen en tellen in het Nederlands
In deze les leer je alles over tellen en getallen in het Nederlands op A1-niveau. Je oefent met hoofdtelwoorden zoals de nummers van één tot honderd, en hoe je ze gebruikt in dagelijkse situaties. Denk aan het kopen van producten in de supermarkt, het uitwisselen van telefoonnummers, of het aanschaffen van toegangskaarten. Bijvoorbeeld: "Het brood kost drie euro twintig" of "Ik wil tien appels, alstublieft".
Belangrijke woordgroepen
- Cijfers: drie, tien, twintig, vijftig, negentig, honderd
- Rekenwoorden: optellen, aftrekken, delen, vermenigvuldigen
Praktische oefeningen
Je oefent niet alleen getallen herkennen, maar ook deze toepassen in gesprekken zoals het afrekenen, telefoonnummers uitwisselen en kaartjes kopen. Bijvoorbeeld:
"Hoeveel kost het brood?" - "Drie euro twintig." of "Wat is uw telefoonnummer?" - "Nul zes, vijfentwintig, zestig..."
Volgorde en berekeningen
Je leert ook eenvoudige berekeningen met getallen tot honderd, zoals optellen: "Als je vijf en zeven optelt, krijg je twaalf als antwoord." of delen: "Veertig gedeeld door acht is vijf." Dit helpt je gesprekken met cijfers vloeiend te maken.
Taalverschillen en tips
In het Nederlands gebruik je vaak hoofdtelwoorden voor het tellen en aangeven van hoeveelheden, zoals "tien appels". Let op dat sommige rekenkundige termen direct van het Engels verschillen: zo is "delen" (divide) en "aftrekken" (subtract) fundamenteel om te begrijpen. Handige zinnen om te oefenen zijn bijvoorbeeld: "Ik leer elke dag tot tien tellen met makkelijke voorbeelden." of "Wij tellen samen van één tot twintig.". Let ook op het correcte gebruik van werkwoorden bij cijfers, zoals tellen en leren.