In deze les leer je jezelf voorstellen en naar iemands naam vragen in het Duits met zinnen zoals 'Ich heiße Anna' en 'Wie heißt du?'. Belangrijke woorden zijn 'der Vorname', 'der Nachname' en communicatieve uitdrukkingen zoals 'die Anrede'.
Woordenschat (15) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 2: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 3: Clusteren van woorden
Instructie: Orden de woorden op een zinvolle manier volgens de categorieën: spreek over personen en hun namen of over taalgebruik bij begroetingen.
Personenbezeichnungen und Namen
Kommunikative Ausdrücke und Funktionen
Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
Wie heißt du?
Hoe heet jij?
2
Die Antwort
Het antwoord
3
Der Herr
De heer
4
Gehen
Gaan
5
Ich heiße...
Ik heet...
Übung 5: Gespreksoefening
Anleitung:
- Zeg de volledige naam en de achternaam van elke persoon. (Noem de volledige naam en de achternaam van elke persoon.)
- Speel een dialoog waarin je iemand naar hun naam vraagt en jezelf voorstelt. (Speel een dialoog waarin je iemand naar hun naam vraagt en jezelf voorstelt.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
Der Nachname von Heidi ist Schulz. De achternaam van Heidi is Schulz. |
Der Spitzname von Heidi ist Abuelita. De bijnaam van Heidi is Abuelita. |
Wie heißt du? Hoe heet je? |
Ich heiße Sofia. Mijn naam is Sofia. |
Mein vollständiger Name ist Sofia Rossi. Mijn volledige naam is Sofia Rossi. |
... |
Oefening 6: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 7: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Ich ___ Maria und gehe heute zur Arbeit.
(Ik ___ Maria en ga vandaag naar het werk.)2. Wie ___ du? Ich heiße Thomas.
(Hoe ___ jij? Ik heet Thomas.)3. Herr Müller ___ heute zum Café.
(Meneer Müller ___ vandaag naar het café.)4. Freut mich! Ich stelle mich vor: Ich ___ Anna.
(Aangenaam! Ik stel me voor: Ik ___ Anna.)Oefening 8: Je naam zeggen – Begroeting op kantoor
Instructie:
Werkwoordschema's
Begrüßen - Begroeten
Präsens
- ich begrüße
- du begrüßt
- er/sie/es begrüßt
- wir begrüßen
- ihr begrüßt
- sie/Sie begrüßen
Sagen - Zeggen
Präsens
- ich sage
- du sagst
- er/sie/es sagt
- wir sagen
- ihr sagt
- sie/Sie sagen
Heißen - Heten
Präsens
- ich heiße
- du heißt
- er/sie/es heißt
- wir heißen
- ihr heißt
- sie/Sie heißen
Antworten - Antwoorden
Präsens
- ich antworte
- du antwortest
- er/sie/es antwortet
- wir antworten
- ihr antwortet
- sie/Sie antworten
Gehen - Gaan
Präsens
- ich gehe
- du gehst
- er/sie/es geht
- wir gehen
- ihr geht
- sie/Sie gehen
Sich vorstellen - Zich voorstellen
Präsens
- ich stelle mich vor
- du stellst dich vor
- er/sie/es stellt sich vor
- wir stellen uns vor
- ihr stellt euch vor
- sie/Sie stellen sich vor
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Sich vorstellen zich voorstellen Delen Gekopieerd!
prasens
Duits | Nederlands |
---|---|
ich stelle mich vor | ik stel me voor |
du stellst dich vor | jij stelt je voor |
er/sie/es stellt sich vor | hij/zij/het stelt zich voor |
wir stellen uns vor | wij stellen ons voor |
ihr stellt euch vor | jullie stellen je voor |
sie stellen sich vor | zij stellen zich voor |
Heißen heten Delen Gekopieerd!
prasens
Duits | Nederlands |
---|---|
(ich) heiße | ik heet |
(du) heißt | jij heet |
(er/sie/es) heißt | hij/zij/het heet |
(wir) heißen | wij heten |
(ihr) heißt | jullie heten |
(sie) heißen | zij heten |
Gehen gaan Delen Gekopieerd!
prasens
Duits | Nederlands |
---|---|
(ich) gehe | ik ga |
(du) gehst | jij gaat |
(er/sie/es) geht | hij/zij/het gaat |
(wir) gehen | wij gaan |
(ihr) geht | jullie gaan |
(sie) gehen | zij gaan |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Duits oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.
Les: Je naam vertellen in het Duits
Deze les is bedoeld voor beginners (niveau A1) die willen leren hoe ze zichzelf kunnen voorstellen en hun naam kunnen vertellen in het Duits. Je leert de basis van het Duitse alfabet en de uitspraak, en vooral de communicatie rondom naamgeven en begroeting in alledaagse situaties.
Wat leer je in deze les?
- Basisuitdrukkingen voor jezelf voorstellen: zoals "Ich hei eFe Anna" en "Wie hei st du?"
- Personenbenamingen: woorden als der Herr (de heer), die Frau (mevrouw), der Vorname (voornaam), der Nachname (achternaam) en der Name (naam)
- Communicatieve functies: hoe je vragen en antwoorden formuleert bij kennismaking, bijvoorbeeld die Anrede (de aanspreking), die Frage (de vraag) en die Antwort (het antwoord)
- Praktische dialogen: gesprekken bij het voorstellen op kantoor, in een caf e9 of bij het ontmoeten van nieuwe buren
- Werkwoordvervoegingen in de tegenwoordige tijd (Pr e4sens): leren vervoegen van belangrijke werkwoorden zoals hei fen (heten), sagen (zeggen), begr fc en (begroeten) en antworten (antwoorden)
Belangrijke uitdrukkingen en voorbeelden
De kern van de les draait om vragen en zinnen als:
- "Wie hei st du?" (Hoe heet jij?)
- "Ich hei fe Anna." (Ik heet Anna.)
- "Guten Tag, Herr M fcller! Wie ist Ihr Nachname?" (Goedendag, meneer M fcller! Wat is uw achternaam?)
- "Freut mich! Ich bin Frau Schmidt." (Aangenaam! Ik ben mevrouw Schmidt.)
- "Wie buchstabiert man deinen Vornamen?" (Hoe spel je jouw voornaam?)
Klank en uitspraak verschillen tussen Duits en Nederlands
Hoewel Duits en Nederlands beide Germaanse talen zijn, zijn er enkele klankverschillen en uitspraakregels die je moet kennen. Duits kent bijvoorbeeld de "ch"-klank zoals in ich die niet direct voorkomt in het Nederlands. Ook verschillen vormen van beleefdheidsvormen: Duits gebruikt Sie als beleefde u, wat zich anders gedraagt dan het Nederlandse "u".
Handige woorden die verschillen:
- der Herr = de heer (formeel)
- die Frau = mevrouw (formeel of vrouw)
- die Anrede = aanspreking (het gebruik van titels zoals Herr, Frau)
- Wie hei st du? betekent letterlijk "Hoe heet jij?"; in het Nederlands zeg je gewoon "Hoe heet je?" zonder extra werkwoorden.
Praktische tips
- Let goed op de uitspraak van namen en vraag altijd hoe ze gespeld worden met "Wie buchstabiert man deinen Vornamen?"
- Gebruik beleefde vormen in zakelijke of formele context, bijvoorbeeld "Guten Tag, Herr...", en informele in privé gesprekken.
- Oefen veel met korte dialogen om zelfverzekerd te raken bij het voorstellen en begroeten.