Leer basiswoordenschat en zinnen over huishoudelijke apparaten in het Nederlands. Oefen met belangrijke onbepaalde voornaamwoorden, werkwoordvervoegingen en praktische dialogen. Deze les is geschikt voor beginners (A1) die willen praten over apparaten zoals de koelkast, oven en wasmachine in huis.
Woordenschat (13) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 2: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 3: Clusteren van woorden
Instructie: Verdeel de volgende woorden in twee groepen: apparaten die je gebruikt om te koelen en apparaten die warmte geven.
Koelapparaten
Warmteapparaten
Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
De magnetron
De magnetron
2
De wasmachine
De wasmachine
3
De vriezer
De vriezer
4
De afwasmachine
De afwasmachine
5
Uitzetten
Uitzetten
Oefening 5: Gespreksoefening
Instructie:
- Noem elk apparaat en, indien mogelijk, waar het voor wordt gebruikt. (Noem elk apparaat en, indien mogelijk, waarvoor het wordt gebruikt.)
- Geef aan welke van die apparaten je meestal gebruikt. (Vertel welke van die apparaten je meestal gebruikt.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Oefening 6: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 7: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Ik ___ de afwasmachine naar de keuken.
2. Jij ___ het strijkijzer niet te vaak gebruiken.
3. Wij ___ altijd het afval weg op dinsdag.
4. Zij ___ de verwarming aanzetten als het koud is.
Oefening 8: Een dag met huishoudelijke apparaten
Instructie:
Werkwoordschema's
Brengen - Brengen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik breng
- jij brengt
- hij/zij/het brengt
- wij brengen
- jullie brengen
- zij brengen
Dienen - Dienen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik dien
- jij dient
- hij/zij/het dient
- wij dienen
- jullie dienen
- zij dienen
Aanzetten - Aanzetten
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik zet aan
- jij zet aan
- hij/zij/het zet aan
- wij zetten aan
- jullie zetten aan
- zij zetten aan
Uitzetten - Uitzetten
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik zet uit
- jij zet uit
- hij/zij/het zet uit
- wij zetten uit
- jullie zetten uit
- zij zetten uit
Doen - Doen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik doe
- jij doet
- hij/zij/het doet
- wij doen
- jullie doen
- zij doen
Oefening 9: Onbepaalde voornaamworden (ieder, elk, alles, wat, wie, allemaal)
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: Onbepaalde voornaamworden (ieder, elk, alles, wat, wie, allemaal)
Toon vertaling Toon antwoordenElke, Ieder, Iedere, allemaal, elk, Elk, Alles
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
A1.34.1 Grammatica
Onbepaalde voornaamworden (ieder, elk, alles, wat, wie, allemaal)
Onbepaalde voornaamworden (ieder, elk, alles, wat, wie, allemaal)
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Brengen brengen Delen Gekopieerd!
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
Nederlands | Nederlands |
---|---|
(ik) breng | (ik) breng |
(jij) brengt/brengt | (jij) brengt/brengt |
(hij/zij/het) brengt | (hij/zij/het) brengt |
(wij) brengen | (wij) brengen |
(jullie) brengen | (jullie) brengen |
(zij) brengen | (zij) brengen |
Dienen dienen Delen Gekopieerd!
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
Nederlands | Nederlands |
---|---|
(ik) dien | (ik) dien |
(jij) dient/dien | (jij) dient/dien |
(hij/zij/het) dient | (hij/zij/het) dient |
(wij) dienen | (wij) dienen |
(jullie) dienen | (jullie) dienen |
(zij) dienen | (zij) dienen |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.
Welkom bij de les over huishoudelijke apparaten
In deze les leer je handige woorden en zinnen over apparaten die je in huis gebruikt. Je krijgt een goed overzicht van verschillende koelapparaten zoals de koelkast en de vriezer, en warmteapparaten zoals de oven en het strijkijzer. Dit helpt je om beter te begrijpen hoe je over deze apparaten kunt praten en vragen kunt stellen.
Belangrijke voornaamwoorden en zinnen
We oefenen ook met onbepaalde voornaamwoorden zoals ieder, elk, alles, wie en allemaal. Deze komen vaak voor in dagelijkse gesprekken rondom huishoudelijke taken, bijvoorbeeld: "Iedereen brengt zijn eigen tas mee" of "Wie zet de afwasmachine aan?".
Praktische dialogen en oefeningen
Je kunt conversaties oefenen over het gebruik, onderhoud en aanschaf van apparaten in de keuken. Bijvoorbeeld: "Heb je het nieuwe koffiezetapparaat gezien?" of "Wat voor apparaat heb je nodig?". Daarnaast zijn er oefeningen om werkwoordvervoegingen te oefenen, zoals bij het woord brengen en moeten.
Specifieke aandacht voor werkwoorden
De les biedt ook een korte verhaaltje waarin de werkwoorden regelmatig voorkomen in de tegenwoordige tijd, zodat je de vervoegingen goed kunt leren herkennen en gebruiken, zoals "Ik breng de afwas naar de keuken" en "Wij zetten altijd alles uit".
Opbouw en moeilijkheidsgraad
Deze les is ideaal voor beginners op niveau A1 die basiswoordenschat willen uitbreiden en eenvoudige zinnen willen vormen rond het thema huishoudelijke apparaten. De uitleg is duidelijk, met praktische voorbeelden en dialogen waarmee je direct kunt oefenen.
Taalkundige aandachtspunten
In het Nederlands worden onbepaalde voornaamwoorden vaak gebruikt om over groepen of dingen in het algemeen te spreken, wat in het Engels soms anders werkt. Bijvoorbeeld: iedereen (everyone), elk (each), en alles (everything). Belangrijke zinnen zoals "Ik zet altijd alles uit om energie te besparen" zijn nuttig om milieubewustzijn en dagelijkse routines te bespreken.