Leer basiswoordenschat en zinnen over woningen en huren in het Nederlands. Oefen samenstellingen met verbindingswoorden zoals 'want' en 'omdat', ontdek belangrijke personen zoals 'de eigenaar' en 'de huisbaas', en oefen praktische gesprekken met een makelaar of verhuurder. Versterk je kennis met vervoegingen en een kort verhaal over een nieuw huis huren.
Luister- en leesmateriaal
Oefen woordenschat in context met echte materialen.
Woordenschat (13) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 2: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 3: Clusteren van woorden
Instructie: Verdeel de volgende woorden in twee categorieën: verschillende soorten woningen en mensen die te maken hebben met huren of kopen.
Soorten woningen
Personen bij huren en kopen
Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
De loft
De loft
2
De hypotheek
De hypotheek
3
Het rijhuis
Het rijhuis
4
Reserveren
Reserveren
5
De huisbaas
De huisbaas
Oefening 5: Gespreksoefening
Instructie:
- Praat met de makelaar. Wat voor soort accommodatie wil je huren? (Praat met de makelaar. Wat voor soort accommodatie wil je huren?)
- Noem en beschrijf de soorten accommodaties op de foto's. Denk aan de prijzen. (Noem en beschrijf de soorten accommodaties op de foto's. Denk aan de prijzen.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
Kan ik de villa voor het weekend huren? Het is heel groot met een mooi zwembad. |
Ik wil een kamer in dit hotel huren voor twee maanden. |
Ik vind de huur te duur. |
Ik geef de voorkeur aan het huren van een gedeelde kamer omdat het goedkoper is. |
Ik woon graag met meer mensen. Dus ik wil een appartement delen, maar ik wil een eigen kamer. |
Ik ben op zoek naar een huis om samen met mijn partner te huren. |
... |
Oefening 6: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 7: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Ik ______ een appartement in het centrum van de stad.
2. Mijn vrienden ______ ook in een appartementencomplex vlakbij.
3. Dus ik ______ een grote kamer, omdat ik meer ruimte nodig heb.
4. Omdat ik een huisbaas heb, ______ ik rustig en zonder problemen.
Oefening 8: Een nieuw huis huren
Instructie:
Werkwoordschema's
Huren - Huren
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
- ik huur
- jij/u huurt
- hij/zij/het huurt
- wij huren
- jullie huren
- zij huren
Liggen - Liggen
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
- ik lig
- jij/u ligt
- hij/zij/het ligt
- wij liggen
- jullie liggen
- zij liggen
Leven - Leven
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
- ik leef
- jij/u leeft
- hij/zij/het leeft
- wij leven
- jullie leven
- zij leven
Bellen - Bellen
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
- ik bel
- jij/u belt
- hij/zij/het belt
- wij bellen
- jullie bellen
- zij bellen
Hebben - Hebben
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
- ik heb
- jij/u hebt
- hij/zij/het heeft
- wij hebben
- jullie hebben
- zij hebben
Oefening 9: Zinnen verbinden met dus, omdat, want, ook
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: Zinnen verbinden met dus, omdat, want, ook
Toon vertaling Toon antwoordenomdat, ook, dus, want
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
A1.35.2 Grammatica
Zinnen verbinden met dus, omdat, want, ook
Zinnen verbinden met dus, omdat, want, ook
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Huren huren Delen Gekopieerd!
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
Nederlands | Nederlands |
---|---|
(ik) huur | (ik) huur |
(jij) huurt/huur | (jij) huurt/huur |
(hij/zij/het) huurt | (hij/zij/het) huurt |
(wij) huren | (wij) huren |
(jullie) huren | (jullie) huren |
(zij) huren | (zij) huren |
Leven leven Delen Gekopieerd!
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
Nederlands | Nederlands |
---|---|
(ik) leef | (ik) leef |
(jij) leeft/leven | (jij) leeft/leven |
(hij/zij/het) leeft | (hij/zij/het) leeft |
(wij) leven | (wij) leven |
(jullie) leven | (jullie) leven |
(zij) leven | (zij) leven |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.
Woning en accommodatie: leren over huren en wonen
In deze les leer je de basis om te praten over woningen en accommodatie in het Nederlands. Je oefent met woorden die gaan over verschillende soorten woningen, zoals de kamer, de loft, het appartement en het rijhuis. Ook maak je kennis met belangrijke personen die te maken hebben met huren en kopen, zoals de eigenaar, de huisbaas en de hypotheek.
Belangrijke verbindingswoorden: dankzij, omdat, want en ook
Je oefent zinnen maken met verbindingswoorden als dus, omdat, want en ook die veel gebruikt worden om redenen en gevolgen uit te drukken of iets toe te voegen: bijvoorbeeld Ik wil een appartement huren, want het is dichtbij mijn werk of Het rijhuis is mooi en ook goedkoop.
Concreet oefenen met gesprekken en woordenschat
Je kunt gesprekken oefenen met een makelaar of verhuurder en leert vragen stellen en beantwoorden over huurprijzen, locatie en woonwensen. Daarnaast maak je oefeningen met samengestelde zinnen en leer je werkwoorden vervoegen die vaak bij dit thema horen, zoals huren, liggen, leven, bellen en hebben.
Praktische tips en een gefingeerd verhaal
De les bevat ook een kort verhaal over het huren van een nieuw huis, met belangrijke werkwoorden voorzien van vervoegingen om je verbuiging in de tegenwoordige tijd beter te begrijpen. Dit helpt je om zelfstandig over wonen te praten in alledaagse situaties.
Let op de verschillen tussen instructies in het Nederlands en andere talen: In het Nederlands worden verbindingswoorden als want en omdat gebruikt om oorzakelijke verbanden uit te drukken, vergelijkbaar met because in het Engels, maar de woordvolgorde kan verschillen. Bijvoorbeeld: Ik huur een huis omdat ik meer ruimte wil (zonder omkering in de hoofdzin).
Handige woorden en uitdrukkingen voor wonen:
- de eigenaar – de persoon die de woning bezit
- de huisbaas – degene die een woning verhuurt
- de huur – het geld dat je elke maand betaalt
- het appartement, de kamer, het rijhuis – verschillende woonvormen
- reserveer een loft – een bijzondere soort woning tijdelijk boeken