A1.26: Zintuigen en waarnemen

Zmysły i postrzeganie

Leer de Poolse basiswoorden over zintuigen zoals smak (smaak), dotyk (gevoel), en s42uch (horen), en oefen zinnen als "Ten kwiat pachnie 42adnie" of "Widz19 czerwone jab42ka" om je zintuigen te beschrijven.

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden
1.
kwiat | bardzo | ładnie. | Ten | pachnie
Ten kwiat pachnie bardzo ładnie.
(Deze bloem ruikt heel lekker.)
2.
ta | zupa | Czy | smak? | ma | dobry
Czy ta zupa ma dobry smak?
(Heeft deze soep een goede smaak?)
3.
drzewie. | czerwone | na | jabłka | duże, | Widzę
Widzę duże, czerwone jabłka na drzewie.
(Ik zie grote, rode appels aan de boom.)
4.
i | nieprzyjemny. | Ten | głośny | jest | dźwięk
Ten dźwięk jest głośny i nieprzyjemny.
(Dit geluid is luid en onaangenaam.)
5.
kanapie. | miękkiego | Dotykam | koca | na
Dotykam miękkiego koca na kanapie.
(Ik voel een zachte deken op de bank.)
6.
dworze jest | zimno. | bo na | Moje ręce | czują zimno,
Moje ręce czują zimno, bo na dworze jest zimno.
(Mijn handen voelen koud omdat het buiten koud is.)

Oefening 2: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

Ten ser pachnie bardzo świeżo i apetycznie. (Deze kaas ruikt heel vers en smakelijk.)
Kawa jest gorzka, ale lubię ten smak. (Koffie is bitter, maar ik hou van die smaak.)
Czuję chłód, kiedy dotykam lodu. (Ik voel kou als ik ijs aanraak.)
Ptaki śpiewają, a powietrze pachnie lasem. (Vogels zingen, en de lucht ruikt naar bos.)

Oefening 3: Clusteren van woorden

Instructie: Wijs de onderstaande woorden toe aan de juiste categorieën: 'Zintuigen' of 'Gevoelens', om ze makkelijker te onthouden.

Zmysły

Odczucia

Ćwiczenie 4: Gespreksoefening

Instrukcja:

  1. Beschrijf het tegenovergestelde in de afbeeldingen met vergelijkingen (meer dan, evenveel als, minder dan). (Beschrijf de tegenstelling in de afbeeldingen met vergelijkingen (meer dan, zo ... als, minder dan).)
  2. Vraag aan de persoon die naast je zit of ze de voorkeur geven aan zoet of zout eten, zoete of bittere drankjes,... (Vraag aan de persoon die naast je zit of ze de voorkeur geven aan zoet of zout eten, zoete of bittere dranken,...)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Kawa jest bardziej gorzka niż herbata.

Koffie is bitterder dan thee.

Jabłko jest twardsze niż banan.

Een appel is harder dan een banaan.

Kwiaty pachną lepiej niż skarpetki.

Bloemen ruiken beter dan sokken.

Słone jedzenie smakuje równie dobrze jak słodkie jedzenie.

Zout voedsel smaakt net zo goed als zoet voedsel.

Czy wolisz zapach kawy czy herbaty?

Heb je liever de geur van koffie of thee?

Wolę gorzki zapach kawy.

Ik geef de voorkeur aan de bittere geur van koffie.

...

Oefening 5: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 6: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Widzę, że jabłko ______ słodko.

(Ik zie dat de appel ______ zoet smaakt.)

2. Czuję, że kwiaty ______ świeżo.

(Ik voel dat de bloemen ______ fris ruiken.)

3. Słyszymy, jak dzieci ______ się na placu zabaw.

(We horen hoe de kinderen ______ op het speelplein.)

4. Dotykam tego miękkiego materiału i ______ się komfortowo.

(Ik raak dit zachte materiaal aan en ______ me comfortabel.)

Oefening 7: Wandelen in het park en het ontdekken van de zintuigen

Instructie:

Dzisiaj (Iść - Present) do parku, żeby odpocząć i poznać nowe zapachy kwiatów. Kiedy (Dochodzić - Present) do alejki z kwiatami, (Czuć - Present) pachnące jaśminy. Mój kolega Tomek (Widzieć - Present) ptaka na drzewie i mówi, że jego pióra (Być - Present) bardzo kolorowe. My (Dotykać - Present) liści i rozmawiamy o tym, jak różne mają tekstury. To jest naprawdę ciekawy dzień!


Vandaag ga ik naar het park om te ontspannen en nieuwe geuren van bloemen te leren kennen. Wanneer ik bij het paadje met bloemen kom , ruik ik geurende jasmijn. Mijn vriend Tomek ziet een vogel in de boom en zegt dat zijn veren erg kleurrijk zijn . Wij voelen bladeren aan en praten over hoe verschillend hun texturen zijn. Het is echt een interessante dag!

Werkwoordschema's

Iść - Gaan

Present

  • ja idę
  • ty idziesz
  • on/ona/ono idzie
  • my idziemy
  • wy idziecie
  • oni/one idą

Dochodzić - Komen

Present

  • ja dochodzę
  • ty dochodzisz
  • on/ona/ono dochodzi
  • my dochodzimy
  • wy dochodzicie
  • oni/one dochodzą

Czuć - Ruiken

Present

  • ja czuję
  • ty czujesz
  • on/ona/ono czuje
  • my czujemy
  • wy czujecie
  • oni/one czują

Widzieć - Zien

Present

  • ja widzę
  • ty widzisz
  • on/ona/ono widzi
  • my widzimy
  • wy widzicie
  • oni/one widzą

Być - Zijn

Present

  • ja jestem
  • ty jesteś
  • on/ona/ono jest
  • my jesteśmy
  • wy jesteście
  • oni/one są

Dotykać - Voelen

Present

  • ja dotykam
  • ty dotykasz
  • on/ona/ono dotyka
  • my dotykamy
  • wy dotykacie
  • oni/one dotykają

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Pools oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Lesoverzicht: Zintuigen en waarnemen in het Pools

Deze les behandelt basiswoordenschat en uitdrukkingen rondom de zintuigen en het ervaren van zintuiglijke indrukken in het Pools. Je leert hoe je over smaken, geuren, geluiden, en tastgevoelens kunt spreken en eenvoudige zinnen kunt maken die deze zintuiglijke ervaringen beschrijven.

Belangrijkste thema's van de les

  • Zintuigen (Zmysły): smaak (smak), zicht (wzrok), aanraking (dotyk), gehoor (słuch), reuk (węch)
  • Sensorische ervaringen (Odczucia): smaakvol (smaczny), luid (głośny), koud (zimny)
  • Veelvoorkomende zinnen: "Ten kwiat pachnie bardzo ładnie." (Deze bloem ruikt erg lekker.) en "Czy ta zupa ma dobry smak?" (Heeft deze soep een goede smaak?)

Praktische woordenschat en voorbeeldzinnen

Je oefent met woorden en uitdrukkingen voor geur, smaak, geluid en aanraking, bijvoorbeeld:

  • pachnie — ruikt
  • smakuje — smaakt
  • dotykam — ik raak aan
  • czuję — ik voel
  • głośny — luid
  • miękki — zacht

Voorbeelden van zinnen zijn: "Widzę duże, czerwone jabłka na drzewie." (Ik zie grote, rode appels aan de boom) en "Ten dźwięk jest głośny i nieprzyjemny." (Dat geluid is luid en onaangenaam).

Activiteiten die je leert

Je wordt uitgenodigd om zinnen te maken over zintuiglijke ervaringen, bijvoorbeeld tijdens een gesprek in een café, een treinreis, of het kopen van groenten. Dit helpt je om praktische taalvaardigheid te ontwikkelen en zintuiglijke waarnemingen te beschrijven.

Belangrijke grammaticale punten

De les bevat ook oefeningen met werkwoordvervoegingen, vooral van werkwoorden die veel gebruikt worden bij zintuiglijke waarnemingen, zoals smakować (smaken), pachnieć (ruiken), czuć (voelen), widzieć (zien), en dotykać (aanraken). Let op de juiste vervoeging afhankelijk van het onderwerp, iets wat afwijkt van het Nederlands.

Verschillen met het Nederlands en handige uitdrukkingen

In het Pools zijn werkwoordsvervoegingen complexer dan in het Nederlands. Daarnaast gebruikt het Pools specifieke adjectieven voor zintuiglijke ervaringen die je niet altijd letterlijk kunt vertalen. Bijvoorbeeld het Poolse woord smaczny betekent "lekker", wat vaak direct wordt gebruikt om eten te beschrijven, terwijl je in het Nederlands vaker het woord "lekker" gebruikt in combinatie met het woord "smaak" of "eten".

Handige uitdrukkingen:

  • Ten kwiat pachnie bardzo ładnie. - Deze bloem ruikt erg lekker.
  • Czuję chłód, kiedy dotykam lodu. - Ik voel kou wanneer ik ijs aanraak.
  • Widzimy duże jabłka na drzewie. - We zien grote appels aan de boom.
  • Słyszę głośny dźwięk. - Ik hoor een luid geluid.

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏