Duits A1 module 2: Von Stunden zu Jahreszeiten (Van uren tot seizoenen)

Dit is leerdeel 2 van 6 van ons Duitse A1-curriculum. Elk leerdeel bevat 6 tot 8 hoofdstukken.

Leerdoelen:

  • Tijd aangeven.
  • Praat over seizoenen, weken, maanden
  • Praat over het weer.
  • De rangtelwoorden.

Grammatica

A1.9.1: Präpositionen: Zeiten angeben (Voorzetsels: tijdsaanduidingen)

Type: Voorzetsels
Hoofdstuk: Wochentage und Tagesabschnitte (Dagen van de week en dagdelen)
Niveau: A1

A1.9.2: Personalpronomen - Akkusativ (Persoonlijke voornaamwoorden - lijdend voorwerp)

Type: Voornaamwoorden
Hoofdstuk: Wochentage und Tagesabschnitte (Dagen van de week en dagdelen)
Niveau: A1

A1.10.1: Tageszeiten als Adverbien (Tijdstippen als bijwoorden)

Type: Bijwoorden
Hoofdstuk: Das Wetter (Het weer)
Niveau: A1

A1.10.2: Kein vs Nicht (Kein versus niet)

Type: Artikelen
Hoofdstuk: Das Wetter (Het weer)
Niveau: A1

A1.11.1: Ordinalzahlen (telwoorden)

Type: Nummers
Hoofdstuk: Ordnungszahlen (Rangtelwoorden)
Niveau: A1

A1.12.1: Zukunft im Präsens (toekomst in de tegenwoordige tijd)

Type: Zinnen / woordcombinaties
Hoofdstuk: Jahreszeiten, Monate und Teile des Jahres (Seizoenen, maanden en delen van het jaar)
Niveau: A1

A1.13.1: Wie sagt man die Uhrzeit? (Hoe zegt men de tijd?)

Type: Zinnen / woordcombinaties
Hoofdstuk: Uhrzeit und Uhr ablesen (Hoe laat is het? De klok lezen.)
Niveau: A1

A1.14.1: Nomen und Artikel - Dativ (Zelfstandige naamwoorden en lidwoorden - datief)

Type: Artikelen
Hoofdstuk: Kalenderdaten und Feiertage (Kalenderdata en feestdagen)
Niveau: A1

A1.14.2: Wie gibt man das Datum an? (Hoe geef je de datum aan?)

Type: Zinnen / woordcombinaties
Hoofdstuk: Kalenderdaten und Feiertage (Kalenderdata en feestdagen)
Niveau: A1

A1.14.3: Personalpronomen - Dativ (Persoonlijke voornaamwoorden - datief)

Type: Voornaamwoorden
Hoofdstuk: Kalenderdaten und Feiertage (Kalenderdata en feestdagen)
Niveau: A1