Leer de dagen van de week zoals Montag en Sonntag en de dagdelen zoals Morgen en Abend, inclusief het gebruik van voorzetsels om tijden aan te geven, zoals "am Montag" en "um acht Uhr".
luisteren en lezen
Begin deze les door naar de audio te luisteren en de bijbehorende oefeningen te maken.
Woordenschat (19) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 2: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 3: Clusteren van woorden
Instructie: Orden de woorden logisch in de twee categorieën: Weekdagen of Dagdelen.
Wochentage
Tagesabschnitte
Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
Der Donnerstag
Donderdag
2
Der Mittag
De middag
3
Der Vormittag
De ochtend
4
Der Sonntag
De zondag
5
Früh
Vroeg
Übung 5: Gespreksoefening
Anleitung:
- Nenne den Tag und die Uhrzeit. (Noem de dag en het tijdstip.)
- Beschreiben Sie die Tätigkeit jeder Person. (Beschrijf de activiteit van elke persoon.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
Es ist Mittwochmorgen. Het is woensdagochtend. |
Es ist Samstagabend. Het is zaterdagavond. |
Es ist Dienstagnachmittag. Het is dinsdagmiddag. |
Am Donnerstag studiert Maria morgens. Op donderdag studeert Maria 's ochtends. |
Am Samstag bereitet er nachmittags Kuchen zu. Op zaterdag maakt hij 's middags een taart. |
Am Freitag feiern die Freunde abends. Op vrijdag vieren de vrienden 's avonds. |
... |
Oefening 6: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 7: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Am Montag ____ ich morgens Sport.
(Op maandag ____ ik 's ochtends aan sport.)2. Ab Dienstag ____ ich früher.
(Vanaf dinsdag ____ ik vroeger.)3. Am Mittwoch ____ sie nach der Arbeit eine Pause.
(Op woensdag ____ zij na het werk pauze.)4. Um zehn Uhr ____ ich nicht mehr.
(Om tien uur ____ ik niet meer.)Oefening 8: Mijn weekplanning
Instructie:
Werkwoordschema's
Schlafen - Slapen
Präsens
- ich schlafe
- du schläfst
- er/sie/es schläft
- wir schlafen
- ihr schlaft
- sie/Sie schlafen
Machen - Maken
Präsens
- ich mache
- du machst
- er/sie/es macht
- wir machen
- ihr macht
- sie/Sie machen
Oefening 9: Präpositionen: Zeiten angeben
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: Voorzetsels: tijdsaanduidingen
Toon vertaling Toon antwoordenAb, Nach, am, um, im, nach
Oefening 10: Personalpronomen - Akkusativ
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: Persoonlijke voornaamwoorden - lijdend voorwerp
Toon vertaling Toon antwoordensie, uns, euch, ihn, Sie, mich
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Schlafen slapen Delen Gekopieerd!
Präsens
Duits | Nederlands |
---|---|
(ich) schlafe | ik slaap |
(du) schläfst | jij slaapt |
(er/sie/es) schläft | hij/zij/het slaapt |
(wir) schlafen | wij slapen |
(ihr) schlaft | jullie slapen |
(sie) schlafen | zij slapen |
Machen maken Delen Gekopieerd!
Präsens
Duits | Nederlands |
---|---|
(ich) mache | ik maak |
(du) machst | jij maakt |
(er/sie/es) macht | hij/zij/het maakt |
(wir) machen | wij maken |
(ihr) macht | jullie maken |
(sie) machen | zij maken |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Duits oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.
Overzicht van de les: Dagen van de week en delen van de dag
In deze les leer je belangrijke basiswoorden en uitdrukkingen om tijdsperiodes in het Duits aan te geven. De focus ligt op de wochentage (dagen van de week) en tagesabschnitte (delen van de dag), samen met handige voorzetsels om exacte tijden of perioden te benoemen.
Belangrijke woordenschat
- Wochentage: der Montag, der Dienstag, der Mittwoch, der Donnerstag, der Freitag, der Samstag, der Sonntag
- Tagesabschnitte: der Morgen, der Mittag, der Nachmittag, der Abend, die Nacht
Voorzetsels en tijdsaanduidingen
Met voorzetsels zoals am, um en nach geef je aan wanneer iets gebeurt. Enkele voorbeelden:
- Am Montag arbeite ich im Büro von neun bis fünf. – Op maandag werk ik op kantoor van negen tot vijf.
- Um acht Uhr frühstücke ich mit meiner Familie. – Om acht uur ontbijt ik met mijn familie.
- Nach der Arbeit gehe ich am Abend oft spazieren. – Na het werk ga ik ’s avonds vaak wandelen.
Persoonlijke voornaamwoorden in de accusatief
Je leert ook over persoonlijke voornaamwoorden in de accusatief, bijvoorbeeld ich wordt mich, du wordt dich. Dit helpt je zinnen correct te maken wanneer je over mensen praat die het lijdend voorwerp zijn.
Tips voor het leren van tijdsaanduidingen
- Groeper woorden in categorieën zoals 'dagen van de week' en 'delen van de dag' om ze beter te onthouden.
- Oefen zinnen die je dagelijkse routine beschrijven: bijvoorbeeld Am Samstag schlafen wir lange nach dem Frühstück.
- Let op werkwoordsvervoegingen bij tijdsaanduidingen, zoals ich schlafe, du machst.
Verschillen tussen Nederlands en Duits over tijdsaanduidingen
In het Duits gebruik je vaak het voorzetsel am bij dagen en specifieke dagdelen, waar het Nederlands meestal geen voorzetsel gebruikt, bijvoorbeeld: am Montag tegenover maandag. Daarnaast wordt um gebruikt voor exacte kloktijden (vb. um acht Uhr), terwijl het Nederlands simpelweg de tijd zegt zonder voorzetsel (om acht uur is wel hetzelfde, let dus goed op de overeenkomsten!).
Handige uitdrukkingen:
- Am Morgen – in de ochtend
- Am Abend – 's avonds
- Nach der Arbeit – na het werk
- Jeden Tag – elke dag
- Von ... bis ... – van ... tot ...