Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Leer het verschil tussen 'kein' en 'nicht' in het Duits. 'Kein' wordt gebruikt voor de ontkenning van onbepaalde zelfstandige naamwoorden, terwijl 'nicht' werkwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, bepaalde zelfstandige naamwoorden en hele zinnen ontkent. Deze les legt de regels en juiste toepassingen uit, met voorbeelden en een vergelijking met het Nederlands, speciaal voor beginners op A1-niveau.
  1. "Geen" wordt gebruikt bij de ontkenning van onbepaalde zelfstandige naamwoorden.
  2. „Niet“ wordt gebruikt bij de ontkenning van werkwoorden, bijvoeglijke naamwoorden of bepaalde zelfstandige naamwoorden, en om de hele zin te ontkennen.
Wort (Woord)Beispiel und Deklination (Voorbeeld en verbuiging)
Kein (Geen)

Ich habe kein Geld.

Das ist kein Problem.

"Kein" im Nomintaiv und Akkusativ ("Kein" in de nominatief en accusatief)
 Nominativ (Nominatief)Akkusativ (Akkusatief)
Maskulin (Maskulin)kein (geen)keinen (geen)
Feminin (Feminin)keine (geen)keine (geen)
Neutral (Neutraal)kein (geen)kein (geen)
Plural (Meervoud)keine (geen)keine (geen)
Nicht (Niet)

Es schneit heute nicht.

Das Wetter war nicht gut.

Das ist nicht die Antwort. 

Uitzonderingen!

  1. „Nicht" kan ook worden gebruikt bij tijdsaanduidingen als deze ontkend moeten worden. Voorbeeld: We treffen uns nicht am Montag.

Oefening 1: Kein vs Nicht

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

keinen, keine, nicht, kein

1.
Ich fahre ... nach Italien in diesem Jahr.
(Ik ga dit jaar niet naar Italië.)
2.
Ich habe ... Zeit, heute Abend ins Kino zu gehen.
(Ik heb vanavond geen tijd om naar de bioscoop te gaan.)
3.
Am Freitag arbeite ich ....
(Ik werk vrijdag niet.)
4.
Ich habe ... Auto.
(Ik heb geen auto.)
5.
Am Morgen esse ich ... viel.
(Ik eet 's ochtends niet veel.)
6.
Ich habe ... Job in Deutschland.
(Ik heb geen baan in Duitsland.)
7.
Ich habe ... Schwester.
(Ik heb geen zus.)
8.
Ich verstehe dich ....
(Ik begrijp je niet.)

Oefening 2: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. ___ trinke ich gerne einen Kaffee, bevor ich zur Arbeit fahre.

(___ drink ik graag een koffie, voordat ik naar mijn werk ga.)

2. ___ wird es in Deutschland oft kühler als am Tag.

(___ wordt het in Duitsland vaak koeler dan overdag.)

3. Ich habe heute ___ Auto, deshalb komme ich mit dem Bus.

(Ik heb vandaag ___ auto, daarom kom ik met de bus.)

4. ___ scheint meistens die Sonne, und das genieße ich sehr.

(___ schijnt meestal de zon, en dat geniet ik erg.)

5. Unser Treffen findet ___ morgens, sondern nachmittags statt.

(Onze afspraak is ___ 's ochtends, maar 's middags.)

6. ___ ist es meistens ruhig und dunkel in der Stadt.

(___ is het meestal rustig en donker in de stad.)

Begrijp het verschil tussen "kein" en "nicht" in het Duits

Deze les helpt je het verschil te begrijpen tussen de twee Duitse ontkenningswoorden "kein" en "nicht", en hoe je ze juist gebruikt. Het is een belangrijk onderwerp voor beginners (A1-niveau) die correct willen leren ontkennen en negatieve zinnen willen maken.

Gebruik van "kein"

"Kein" gebruik je om onbepaalde zelfstandige naamwoorden te ontkennen. Bijvoorbeeld: Ich habe kein Geld. betekent "Ik heb geen geld." Ook verandert "kein" mee met de naamvallen en het geslacht van het zelfstandig naamwoord, zoals in de nominatief en accusatief (bijvoorbeeld: kein, keine, keinen).

Gebruik van "nicht"

"Nicht" wordt gebruikt om acties (werkwoorden), bijvoeglijke naamwoorden of bepaalde zelfstandige naamwoorden te ontkennen. Het kan ook hele zinnen of tijdsaanduidingen negatief maken, zoals in Es schneit heute nicht. of Wir treffen uns nicht am Montag.

Overzicht en voorbeelden

  • kein ontkent onbepaalde zelfstandige naamwoorden: kein Geld, kein Problem.
  • nicht ontkent werkwoorden, bijvoeglijke naamwoorden of specifieke zinsdelen: nicht gut, nicht die Antwort.
  • Zorg dat je de correcte naamval gebruikt bij "kein" (maskulin, feminin, neutrum, plural).

Combinatie en tips

Let op dat "kein" wordt aangepast afhankelijk van het geslacht en de naamval van het zelfstandig naamwoord, terwijl "nicht" op zichzelf blijft staan en de rest van de zin negatief maakt. Dit is een belangrijk verschil met het Nederlands, waar je meestal alleen "niet" gebruikt voor ontkenningen.

Vergelijking met het Nederlands

In het Nederlands gebruik je doorgaans alleen "niet" om te ontkennen, terwijl het Duits onderscheid maakt met "kein" en "nicht". Bijvoorbeeld: "Ik heb geen auto" vertaalt naar Ich habe kein Auto, waarbij "kein" aangeeft dat een zelfstandig naamwoord ontkend wordt. Voor een zin zoals "Ik zie de auto niet" gebruik je Ich sehe das Auto nicht, met "nicht" om de handeling te ontkennen.

Handige woorden om te onthouden:
kein - geen (ontkenning onbepaald zelfstandig naamwoord)
nicht - niet (ontkenning werkwoord, bijvoeglijk naamwoord, specifieke zinsdelen)

Geschreven door

Deze inhoud is ontworpen en beoordeeld door het coLanguage pedagogisch team. Over coLanguage

Profile Picture

Sophie Schmidt

Internationaal administratief management

Würzburger Dolmetscherschule

University_Logo

Laatst bijgewerkt:

dinsdag, 15/07/2025 12:37