Woordenschat (1) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 2: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 3: Clusteren van woorden
Instructie: Wijs de gegeven woorden toe aan de juiste categorie om het verschil tussen vragen en antwoorden te versterken.
Słowa pytające
Słowa odpowiadające
Ćwiczenie 4: Gespreksoefening
Instrukcja:
- Maak een zin die bij de afbeelding past, gebruik een vraag. (Maak een zin die bij de afbeelding past, met een vraag.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Oefening 5: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 6: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Czy ___ czas dzisiaj wieczorem na kawę z przyjacielem?
(Heb je vanavond ___ tijd voor een koffie met een vriend?)2. ___ dużo pracy, ale potem mam spotkanie z rodziną.
(___ veel werk, maar daarna heb ik een afspraak met mijn familie.)3. Twoja koleżanka ___ nowe mieszkanie blisko centrum.
(Jouw vriendin ___ een nieuw appartement dicht bij het centrum.)4. ___ na liście zakupy, idziemy do sklepu o 17.
(___ boodschappen op de lijst, we gaan om 17 uur naar de winkel.)Oefening 7: Vraag over dingen
Instructie:
Werkwoordschema's
Mieć - Mieć
Czas teraźniejszy
- ja mam
- ty masz
- on/ona/ono ma
- my mamy
- wy macie
- oni/one mają
Iść - Iść
Czas teraźniejszy
- ja idę
- ty idziesz
- on/ona/ono idzie
- my idziemy
- wy idziecie
- oni/one idą
Musieć - Musieć
Czas teraźniejszy
- ja muszę
- ty musisz
- on/ona/ono musi
- my musimy
- wy musicie
- oni/one muszą
Potrzebować - Potrzebować
Czas teraźniejszy
- ja potrzebuję
- ty potrzebujesz
- on/ona/ono potrzebuje
- my potrzebujemy
- wy potrzebujecie
- oni/one potrzebują
Powiedzieć - Powiedzieć
Czas przeszły
- ja powiedziałem/powiedziałam
- ty powiedziałeś/powiedziałaś
- on powiedział/ona powiedziała/ono powiedziało
- my powiedzieliśmy/powiedziałyśmy
- wy powiedzieliście/powiedziałyście
- oni powiedzieli/one powiedziały
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Pools oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.