Organisation et délégation

Organisatie en delegatie

Vocabulaire sur la hiérarchie organisationnelle
Donner des ordres

Découvrez comment organiser efficacement et déléguer des tâches en néerlandais avec des mots clés comme 'organiseren' (organiser), 'veranderen' (changer) et 'voltooien' (terminer), essentiels pour une gestion de projet claire et polie.

Matériels d'écoute et de lecture

Pratiquez le vocabulaire en contexte avec des matériaux authentiques.

A2.42.1 Kort verhaal

Projectmanager

Chef de projet

Vocabulaire (11)

Feuille de travail de l'étudiant

Partager Copié !

Informeren

Informer Montrer

Voltooien

Achever Montrer

Dringend

Urgent Montrer

De melding

La notification Montrer

Voltooid

Terminé Montrer

De taak

La tâche Montrer

Het systeem

Le système Montrer

Het project

Le projet Montrer

De organisatie

L'organisation Montrer

De leider

Le leader Montrer

Organiseren

Organiser Montrer

Exercices

Feuille de travail de l'étudiant

Partager Copié !

Ces exercices peuvent être réalisés ensemble pendant les leçons de conversation ou comme devoirs.

Exercice 1: Cartes de dialogue

Instruction: Choisissez une situation et entraînez-vous à la conversation avec votre professeur ou vos camarades.

Taken verdelen tijdens teamvergadering

Exemple 1

Goedemorgen allemaal, vandaag gaan we de taken voor het project verdelen.

Bonjour à tous, aujourd'hui nous allons répartir les tâches pour le projet.

Kun jij de klantgegevens verzamelen?

Peux-tu collecter les données clients ?

Ja, dat doe ik. Wat moet ik daarna doen?

Oui, je m'en occupe. Que dois-je faire ensuite ?

Controleer daarna de planning en stuur mij een update, alsjeblieft.

Vérifie ensuite le planning et envoie-moi une mise à jour, s'il te plaît.

Exemple 2

Wie kan de presentatie voor volgende week voorbereiden?

Qui peut préparer la présentation pour la semaine prochaine ?

Ik kan dat doen.

Je peux le faire.

Prima, wil je ook het verslag van de laatste vergadering schrijven?

Très bien, veux-tu aussi rédiger le compte rendu de la dernière réunion ?

Ja, dat maak ik vandaag nog af.

Oui, je le termine aujourd'hui.

Dank je, zo krijgen we alles op tijd klaar.

Merci, ainsi nous aurons tout prêt à temps.

Instructies geven op de werkvloer

Exemple 1

Kun jij deze documenten naar de administratie brengen?

Peux-tu apporter ces documents à l'administration ?

Natuurlijk, wanneer moeten ze daar zijn?

Bien sûr, quand doivent-ils y être ?

Zo snel mogelijk, graag voor het einde van de dag.

Dès que possible, de préférence avant la fin de la journée.

Dat is geregeld, ik ga er meteen mee aan de slag.

C'est arrangé, je m'en occupe tout de suite.

Dank je wel voor je hulp.

Merci pour ton aide.

Geen probleem, graag gedaan!

Pas de problème, avec plaisir !

Exemple 2

Zou je de voorraad kunnen controleren?

Pourrais-tu vérifier le stock ?

Ja, hoeveel moet ik precies controleren?

Oui, combien dois-je vérifier exactement ?

Al het product dat morgen nodig is, alsjeblieft.

Tous les produits dont nous aurons besoin demain, s'il te plaît.

Oké, ik begin er nu aan.

D'accord, je commence tout de suite.

Laat het me weten als er iets ontbreekt.

Tiens-moi au courant s'il manque quelque chose.

Dat zal ik doen.

Je le ferai.

Hiërarchie en verantwoordelijkheden bespreken

Exemple 1

Wie is de leidinggevende van deze afdeling?

Qui est le responsable de ce département ?

Dat is mevrouw Jansen, zij coördineert het team.

C'est madame Jansen, elle coordonne l'équipe.

En wie is verantwoordelijk voor het budget?

Et qui est responsable du budget ?

De financieel manager, meneer de Vries, beheert het budget.

Le directeur financier, monsieur de Vries, gère le budget.

Dank je, dat is duidelijk.

Merci, c'est clair.

Graag gedaan, als je nog vragen hebt, laat het weten.

Avec plaisir, si tu as encore des questions, fais-le moi savoir.

Exemple 2

Wie neemt beslissingen over de projecten?

Qui prend les décisions concernant les projets ?

Dat doet onze projectleider, hij geeft ook taken aan het team.

C'est notre chef de projet, il attribue aussi les tâches à l'équipe.

En wie zorgt voor de communicatie met klanten?

Et qui s'occupe de la communication avec les clients ?

Dat is de taak van de accountmanager.

C'est la tâche du chargé de compte.

Prima, zo weet ik precies met wie ik moet spreken.

Parfait, ainsi je sais exactement à qui je dois parler.

Precies, dat maakt alles overzichtelijk.

Exactement, cela rend tout clair.

Exercice 2: Choix multiple

Instruction: Choisissez la bonne solution

1. De leider zal het project binnenkort _____ .

2. We _____ het systeem om het werk soepeler te laten verlopen.

3. Hij heeft de melding meteen _____ nadat hij de taak had afgerond.

4. _____ de taken volgens de prioriteit, het is dringend.

Exercice 3: Organiser et changements dans l'équipe

Instruction:

De leider (Organiseren - Voltooid tegenwoordige tijd) (Veranderen - Onvoltooid toekomende tijd) een vergadering om de taken te verdelen. Wij (Veranderen - Onvoltooid toekomende tijd) (Informeren - Onvoltooid tegenwoordige tijd) het systeem zodat het efficiënter werkt. Jij (Informeren - Onvoltooid tegenwoordige tijd) het team over de nieuwe planning informeren. Hij (Voltooien - Voltooid tegenwoordige tijd) (Organiseren - Onvoltooid toekomende tijd) het project op tijd, ondanks dat het dringend was. Morgen (Organiseren - Onvoltooid toekomende tijd) wij (No hint) een workshop om de vaardigheden te verbeteren.

Le leader a organisé une réunion pour répartir les tâches. Nous changerons le système afin qu'il fonctionne plus efficacement. Tu dois informer l'équipe du nouveau planning. Il a terminé le projet à temps, bien qu'il fût urgent. Demain, nous organiserons un atelier pour améliorer les compétences.

Tableaux des verbes

Organiseren - Organiseren

Voltooid tegenwoordige tijd

ik heb georganiseerd
jij hebt georganiseerd
hij/zij/het heeft georganiseerd
wij hebben georganiseerd
jullie hebben georganiseerd
zij hebben georganiseerd

Veranderen - Veranderen

Onvoltooid toekomende tijd

ik zal veranderen
jij zult veranderen
hij/zij/het zal veranderen
wij zullen veranderen
jullie zullen veranderen
zij zullen veranderen

Informeren - Informeren

Onvoltooid tegenwoordige tijd

ik informeer
jij informeert
hij/zij/het informeert
wij informeren
jullie informeren
zij informeren

Voltooien - Voltooien

Voltooid tegenwoordige tijd

ik heb voltooid
jij hebt voltooid
hij/zij/het heeft voltooid
wij hebben voltooid
jullie hebben voltooid
zij hebben voltooid

Organiseren - Organiseren

Onvoltooid toekomende tijd

ik zal organiseren
jij zult organiseren
hij/zij/het zal organiseren
wij zullen organiseren
jullie zullen organiseren
zij zullen organiseren

Grammaire Partager Copié !

Ce n'est pas la chose la plus excitante, nous l'admettons, mais c'est absolument essentiel (et nous promettons que cela portera ses fruits)!

Tableaux de conjugaison des verbes pour cette leçon

Feuille de travail de l'étudiant

Partager Copié !

Veranderen changer Partager Copié !

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT)

Néerlandais	Français
(ik) heb veranderd	j'ai changé
(jij) hebt veranderd / hebt veranderd	tu as changé
(hij/zij/het) heeft veranderd	il/elle/on a changé
(wij) hebben veranderd	nous avons changé
(jullie) hebben veranderd	vous avez changé
(zij) hebben veranderd	ils ont changé

Exercices et exemples de phrases

Organiseren organiser Partager Copié !

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk)

Néerlandais	Français
(ik) zal organiseren	je organiserai
(jij) zult organiseren / zal organiseren	tu organiseras / il organisera
(hij/zij/het) zal organiseren	il/elle organise
(wij) zullen organiseren	nous organiserons
(jullie) zullen organiseren	vous organiserez
(zij) zullen organiseren	ils organiseront

Exercices et exemples de phrases

Pas de progrès lorsque vous apprenez seul ? Étudiez ce matériel avec un enseignant certifié !

Voulez-vous pratiquer le néerlandais aujourd'hui ? C'est possible ! Contactez simplement l'un de nos professeurs aujourd'hui.

Inscrivez-vous maintenant !

Organisation et délégation en néerlandais – niveau A2

Cette leçon se concentre sur la gestion des tâches et la communication au sein d'une équipe en néerlandais. Vous apprendrez comment répartir les responsabilités, donner des instructions claires, et discuter des rôles et responsabilités dans un cadre professionnel.

Contenu de la leçon

Distribution des tâches pendant une réunion d'équipe : apprendre à attribuer clairement des tâches en utilisant des expressions comme « Kun jij de klantgegevens verzamelen ? » (Peux-tu collecter les données clients ?) ou « Controleer daarna de planning » (Vérifie ensuite le planning).
Donner des instructions au travail : pratiquer des commandes polies et précises, par exemple « Kun jij deze documenten naar de administratie brengen ? » (Peux-tu apporter ces documents à l'administration ?) et répondre respectueusement.
Hiérarchie et responsabilités : savoir poser des questions sur les rôles dans une équipe, comme « Wie is de leidinggevende ? » (Qui est le responsable ?) ou « Wie beheert het budget ? » (Qui gère le budget ?).

Points clés à retenir

Verbes importants : organiseren (organiser), veranderen (changer), informeren (informer), voltooien (achever)
Conjugaisons à maîtriser : présent, passé composé (voltooid tegenwoordige tijd), futur simple (onvoltooid toekomende tijd)
Expressions de politesse : graag gedaan (de rien), dank je wel (merci), zou je kunnen…? (pourrais-tu…?)

Comparaison avec le français

En français, l'impératif est souvent utilisé pour donner des instructions, par exemple « Apporte les documents ». En néerlandais, pour plus de politesse, on utilise fréquemment des formulations avec « Kun jij… » ou « Zou je kunnen… », ce qui correspond au conditionnel et rend la demande plus douce.

Quelques expressions pratiques :

Kun jij…? = Peux-tu… ?
Zou je kunnen…? = Pourrais-tu… ? (plus poli)
Graag gedaan = De rien
Dank je wel = Merci

Les verbes à particule séparable, comme organiseren et voltooien, sont courants en néerlandais et demandent une attention particulière à leur position dans la phrase.