Leer de juiste namen van tanden en het tandvlees in het Nederlands, zoals 'snijtanden', 'kiezen' en 'periodontium', en oefen het FDI-systeem voor tandnummering, bijvoorbeeld tand 11 en tand 36.
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 2: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. De tandarts ______ altijd eerst je gebit.
2. Tijdens het eerste bezoek ______ de tandarts uit welke behandeling mogelijk is.
3. Je moet goed ______ om tandvleesproblemen te voorkomen.
4. De assistent ______ hoeveel tanden je hebt.
Oefening 3: Een tandartsafspraak plannen en ervaren
Instructie:
Werkwoordschema's
Vinden - Vinden
Tegenwoordige tijd
- ik vind
- jij vindt
- hij/zij/het vindt
- wij vinden
- jullie vinden
- zij vinden
Hebben - Hebben
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb
- jij hebt
- hij/zij/het heeft
- wij hebben
- jullie hebben
- zij hebben
Komen - Komen
Tegenwoordige tijd
- ik kom
- jij komt
- hij/zij/het komt
- wij komen
- jullie komen
- zij komen
Leggen - Leggen
Tegenwoordige tijd
- ik leg
- jij legt
- hij/zij/het legt
- wij leggen
- jullie leggen
- zij leggen
Voelen - Voelen
Tegenwoordige tijd
- ik voel
- jij voelt
- hij/zij/het voelt
- wij voelen
- jullie voelen
- zij voelen
Geven - Geven
Tegenwoordige tijd
- ik geef
- jij geeft
- hij/zij/het geeft
- wij geven
- jullie geven
- zij geven
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.
Inleiding tot de anatomie van de mond
In deze les leer je hoe je de verschillende tanden en delen van het gebit benoemt. De focus ligt op het correct gebruiken van het FDI-tandnummersysteem, waarmee elke tand een uniek nummer krijgt. Verder leer je over het periodontium, het tandvlees dat de tanden ondersteunt en beschermt.
Belangrijke onderdelen van het gebit
Tandtypes
- Snijtanden: De voortanden die gebruikt worden om voedsel af te bijten, bijvoorbeeld tand 11 (rechterboven centrale snijtand).
- Hoektanden: Puntige tanden naast de snijtanden, ook belangrijk voor het bijten.
- Kiezen: Dit zijn molaren en premolaren, zoals tand 16 (eerste rechterbovenmolaar) en 46 (eerste rechtermolaar onder), die essentieel zijn voor het kauwen.
Het periodontium (tandvlees)
Het periodontium is het weefsel rondom de tanden dat steun biedt en beschermt tegen ontstekingen. Goede verzorging van het tandvlees is daarom net zo belangrijk als het poetsen van de tanden zelf.
Praktische taal en voorbeeldzinnen
In de dialogen oefen je gesprekken die je bij een tandarts of tandartsassistent kunt voeren. Hierbij leer je onder andere zinnen zoals:
- "De rechterbovenste centrale snijtand is tand 11."
- "Het periodontium is het tandvlees dat de tanden ondersteunt."
- "Kunt u me vertellen welke tanden aan de voorkant zitten?"
- "Je moet goed poetsen om tandvleesproblemen te voorkomen."
Taalkundige opmerkingen
Aangezien de instructietaal en de leertaal beide Nederlands zijn, ligt de nadruk puur op het begrijpen en gebruiken van vaktaal rondom de tandheelkunde zonder vertalingen. Dit helpt je om professionele gesprekken beter te volgen en zelf duidelijk te communiceren tijdens een tandartsbezoek. Sommige uitdrukkingen en termen, zoals periodontium (tandvlees), zijn specifiek en belangrijk om goed te onthouden.
Voorbeeldwoordenschat:
- Tand: deel van het gebit; bijvoorbeeld snijtand, kies, hoektand.
- FDI-systeem: internationaal systeem om tanden te nummeren.
- Periodontium: tandvlees, ondersteuning van tanden.
- Poetsen: tanden reinigen, belangrijk voor mondgezondheid.