B2.1: Stadsleven of platteland?

¿Vida urbana o vida rural?

Ontdek in deze les hoe je in het Spaans over stads- en plattelandsleven spreekt, met kernwoorden als "ciudad" (stad), "campo" (platteland), en uitdrukkingen zoals "vida urbana" en "tranquilidad rural".

Woordenschat (17)

 Impactante: Indrukwekkend (Spaans)

Impactante

Show

Indrukwekkend Show

 Componer (componeren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Componer

Show

Componeren Show

 Rural: Landelijk (Spaans)

Rural

Show

Landelijk Show

 Urbano: Stedelijk (Spaans)

Urbano

Show

Stedelijk Show

 La comodidad: Het comfort (Spaans)

La comodidad

Show

Het comfort Show

 La tranquilidad: De rust (Spaans)

La tranquilidad

Show

De rust Show

 El lugar: De plek (Spaans)

El lugar

Show

De plek Show

 El entorno: De omgeving (Spaans)

El entorno

Show

De omgeving Show

 Ruidoso: Lawaaierig (Spaans)

Ruidoso

Show

Lawaaierig Show

 Conveniente: Handig (Spaans)

Conveniente

Show

Handig Show

 La agricultura: De landbouw (Spaans)

La agricultura

Show

De landbouw Show

 La periferia: De periferie (Spaans)

La periferia

Show

De periferie Show

 Contrastar (contrasteren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Contrastar

Show

Contrasteren Show

 Demostrar (demonstreren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Demostrar

Show

Demonstreren Show

 El ascenso: De opmars (Spaans)

El ascenso

Show

De opmars Show

 Ejercer (uitoefenen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Ejercer

Show

Uitoefenen Show

 Sin ánimos: Zonder moed (Spaans)

Sin ánimos

Show

Zonder moed Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Binnenkort beschikbaar...

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Hablar spreken

Pretérito indefinido

Spaans Nederlands
(yo) hablé ik sprak
(tú) hablaste jij sprak
(él/ella) habló hij/zij sprak
(nosotros/nosotras) hablamos wij spraken
(vosotros/vosotras) hablasteis jullie spraken
(ellos/ellas) hablaron zij spraken

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Hablar spreken

Pretérito imperfecto

Spaans Nederlands
(yo) hablaba ik sprak
(tú) hablabas jij sprak
(él/ella) hablaba hij/zij sprak
(nosotros/nosotras) hablábamos wij spraken
(vosotros/vosotras) hablabais jullie spraken
(ellos/ellas) hablaban zij spraken

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Spaans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Stedelijk leven of platteland?

Deze les behandelt de woordenschat en uitdrukkingen rondom het thema 'stedelijk leven versus plattelandsleven' in het Spaans. We richten ons op het begrijpen en gebruiken van relevante termen om voorkeuren, beschrijvingen en dagelijkse situaties te bespreken die met beide leefomgevingen te maken hebben. Het niveau is B2, wat betekent dat je al een goed begrip hebt van de taal en nu meer complexere zinnen en nuances kunt leren.

Belangrijke woordenschat

  • la ciudad - de stad
  • el campo - het platteland
  • el ruido - het lawaai
  • la tranquilidad - de rust
  • el transporte público - het openbaar vervoer
  • la naturaleza - de natuur
  • el tráfico - het verkeer
  • la vivienda - de woning

Voorbeeldzinnen

  • Prefiero vivir en la ciudad porque hay más opciones de entretenimiento.
  • En el campo, se puede disfrutar de la tranquilidad y el aire puro.
  • El transporte público en la ciudad es esencial para moverse sin coche.
  • El tráfico en las grandes ciudades puede ser muy estresante.

Belangrijke uitdrukkingen en grammaticale punten

  • Gebruik van preferir om voorkeuren uit te drukken: "Prefiero vivir en..."
  • Ontkenningen en negaties verbinden, zoals: "No me gusta ni el ruido ni el tráfico."
  • Het gebruik van comparatieven en superlatieven om verschillen aan te geven: "Más tranquilo que", "El lugar más seguro"

Verschillen tussen het Nederlands en Spaans

In het Spaans worden bij voorkeur uitdrukken vaak met het werkwoord preferir gevolgd door een infinitief gebruikt, terwijl het Nederlands vaker met werkwoordgroepconstructies werkt, bijvoorbeeld "Ik verkies om te wonen" versus "Prefiero vivir". Daarnaast kent het Spaans meerdere zelfstandige naamwoorden om natuurgerelateerde concepten te benoemen, zoals la naturaleza (de natuur), terwijl het Nederlands soms bredere termen gebruikt.

Een handig woord om te leren is entorno, dat "omgeving" of "milieu" betekent, en frequent wordt gebruikt bij het beschrijven van woonplaatsen, wat in het Nederlands minder kort en meer omschreven wordt.

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏